Zoek woord een aanval doen op heeft 2 resultaten
Ga naar
NL Nederlands SV Zweeds
een aanval doen op (v) [afkeuring] häftigt angripa (v) [afkeuring]
een aanval doen op (v) [afkeuring] gå till attack mot (v) [afkeuring]

NL SV Vertalingen voor een

een (n v) [to pay a compliment; to express a favorable opinion] {m} komplimentera (n v) [to pay a compliment; to express a favorable opinion]
een (a) [algemeen] {m} något (a) [algemeen]
een (a) [hoofdtelwoord] {m} något (a) [hoofdtelwoord]
een (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord] {m} något (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord]
een (n v) [to bathe using a shower] {m} duscha (n v) [to bathe using a shower]
een (a) [algemeen] {m} en (a) [algemeen]
een (a) [hoofdtelwoord] {m} en (a) [hoofdtelwoord]
een (o) [hoofdtelwoord] {m} en (o) [hoofdtelwoord]
een (conj n prep) [indefinite article] {m} en (conj n prep) [indefinite article]
een (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord] {m} en (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord]

NL SV Vertalingen voor aanval

aanval (n) [algemeen] {m} anfall (n) {n} [algemeen]
aanval (n) [gedrag] {m} anfall (n) {n} [gedrag]
aanval (n) [geneeskunde] {m} anfall (n) {n} [geneeskunde]
aanval (n v) [onset, attack or fit of disease] {m} anfall (n v) {n} [onset, attack or fit of disease]
aanval (n v) [outburst of an emotion] {m} anfall (n v) {n} [outburst of an emotion]
aanval (n) [algemeen] {m} angrepp (n) {n} [algemeen]
aanval (n) [militair] {m} angrepp (n) {n} [militair]
aanval (n) [overval] {m} angrepp (n) {n} [overval]
aanval (n v) [onset, attack or fit of disease] {m} utbrott (n v) {n} [onset, attack or fit of disease]
aanval (n v) [outburst of an emotion] {m} utbrott (n v) {n} [outburst of an emotion]

NL SV Vertalingen voor doen

doen (n adj v) [to decay] förfalla (n adj v) [to decay]
doen (v) [to make one suppose] antyda (v) [to make one suppose]
doen (v n) [cause to do] (v n) [cause to do]
doen (v) [aktie] ta (v) [aktie]
doen (v) [aktie] handla (v) [aktie]
doen (v) [handelen] handla (v) [handelen]
doen (v) [aktie] göra (v) [aktie]
doen (v) [handelen] göra (v) [handelen]

NL SV Vertalingen voor op

op (adj v) [being exhausted or fully spent] slut (adj v) {n} [being exhausted or fully spent]
op (o) [dimensie] för (o) [dimensie]
op (o) [ter ere van] för (o) [ter ere van]
op (o) [voorzetsel] för (o) [voorzetsel]
op (o) [wakker] för (o) [wakker]
op (adv prep adj n v) [standing] upp (adv prep adj n v) [standing]
op (o) [dimensie] gånger (o) [dimensie]
op (o) [ter ere van] gånger (o) [ter ere van]
op (o) [voorzetsel] gånger (o) [voorzetsel]
op (o) [wakker] gånger (o) [wakker]