Zoek woord de dingen bij hun naam noemen heeft eén resultaat
Ga naar
NL Nederlands SV Zweeds
de dingen bij hun naam noemen (v) [to the truth] (v) en spade är en spade (Guidetti) (v) [to the truth] (v)

NL SV Vertalingen voor de

de (article adv) [article] det (article adv) [article]
de (o) [bepaald lidwoord] det (o) [bepaald lidwoord]
de (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention] det (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention]
de (article adv) [used as an alternative to a possessive pronoun before body parts] det (article adv) [used as an alternative to a possessive pronoun before body parts]
de (article adv) [with an adjectival noun, as in “the hungry” to mean “hungry people”] det (article adv) [with an adjectival noun, as in “the hungry” to mean “hungry people”]
de (article adv) [article] den (article adv) [article]
de (o) [bepaald lidwoord] den (o) [bepaald lidwoord]
de (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention] den (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention]
de (article adv) [used as an alternative to a possessive pronoun before body parts] den (article adv) [used as an alternative to a possessive pronoun before body parts]
de (article adv) [with an adjectival noun, as in “the hungry” to mean “hungry people”] den (article adv) [with an adjectival noun, as in “the hungry” to mean “hungry people”]

NL SV Vertalingen voor bij

bij (o) [in het gezelschap van] {m} bredvid (o) [in het gezelschap van]
bij (o) [ligging] {m} bredvid (o) [ligging]
bij (o) [nabijheid] {m} bredvid (o) [nabijheid]
bij (o) [dimensie] {m} gånger (o) [dimensie]
bij (prep adv adj) [in the immediate neighborhood of] {m} (prep adv adj) [in the immediate neighborhood of]
bij (o) [in het gezelschap van] {m} vid (o) [in het gezelschap van]
bij (o) [ligging] {m} vid (o) [ligging]
bij (o) [nabijheid] {m} vid (o) [nabijheid]
bij (prep adv adj n) [near, or next to] {m} vid (prep adv adj n) [near, or next to]
bij (o) [in het gezelschap van] {m} nära (o) [in het gezelschap van]

NL SV Vertalingen voor hun

hun (pronoun) [belonging to them (plural)] sin (pronoun) [belonging to them (plural)]
hun (pronoun) [belonging to them (plural)] sitt (pronoun) [belonging to them (plural)]
hun (pronoun) [belonging to them (plural)] deras (pronoun) [belonging to them (plural)]
hun (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.] deras (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.]
hun (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.] deras (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.]
hun (o) [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - m. mv.] dem (o) [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - m. mv.]
hun (o) [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - vr. mv.] dem (o) [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - vr. mv.]
hun (pronoun determiner) [third personal plural pronoun used after a preposition or as the object of a verb] dem (pronoun determiner) [third personal plural pronoun used after a preposition or as the object of a verb]
hun (pronoun) [belonging to them (plural)] sina (pronoun) [belonging to them (plural)]

NL SV Vertalingen voor naam

naam (n) [roem] {m} anseende (n) {n} [roem]
naam (n) [personen - voorwerpen] {m} rykte (n) {n} [personen - voorwerpen]
naam (n) [reputatie] {m} rykte (n) {n} [reputatie]
naam (n) [roem] {m} rykte (n) {n} [roem]
naam (n) [what somebody is known for] {m} rykte (n) {n} [what somebody is known for]
naam (n) [personen - voorwerpen] {m} namn (n) {n} [personen - voorwerpen]
naam (n) [reputatie] {m} namn (n) {n} [reputatie]
naam (n) [what somebody is known for] {m} renommé (n) [what somebody is known for]
naam (n) [what somebody is known for] {m} anséende (n) [what somebody is known for] (n)

NL SV Vertalingen voor noemen

noemen (v) [beschrijving] stämpla (v) [beschrijving]
noemen (v) [beschrijving] beteckna (v) [beschrijving]
noemen (v) [algemeen] namnge (v) [algemeen]
noemen (v) [naam - transitief] namnge (v) [naam - transitief]
noemen (v) [persoon] namnge (v) [persoon]
noemen (v) [voorwerpen] namnge (v) [voorwerpen]
noemen (v) [algemeen] benämna (v) [algemeen]
noemen (v) [algemeen] kalla (v) [algemeen]
noemen (v) [naam - transitief] kalla (v) [naam - transitief]
noemen (v) [persoon] kalla (v) [persoon]