Woxikon / Woordenboek / Nederlands Rus / zich uitstrekken

NL RU Nederlands Rus vertalingen voor zich uitstrekken

Zoek woord zich uitstrekken heeft 6 resultaten
Ga naar Nederlands » Rus
NL Nederlands RU Rus
zich uitstrekken (v n) [to spread out in disorderly fashion] раски́дываться (v n) [to spread out in disorderly fashion] (v n)
zich uitstrekken (v n) [to spread out in disorderly fashion] раски́нуться (v n) [to spread out in disorderly fashion] (v n)
zich uitstrekken (v n) [to spread out in disorderly fashion] простира́ться (v n) [to spread out in disorderly fashion] (v n)
zich uitstrekken (v n) [to spread out in disorderly fashion] простере́ться (v n) [to spread out in disorderly fashion] (v n)
zich uitstrekken (v n) [to spread out in disorderly fashion] растя́гиваться (v n) [to spread out in disorderly fashion] (v n)
NL Nederlands RU Rus
zich uitstrekken (v n) [to spread out in disorderly fashion] растяну́ться (v n) [to spread out in disorderly fashion] (v n)

NL RU Vertalingen voor zich

zich (v n) [make a firm decision] реша́ться (v n) [make a firm decision] (v n)
zich (v n) [make a firm decision] реши́ться (v n) [make a firm decision] (v n)
zich (v n) [make a firm decision] постанови́ть (v n) [make a firm decision] (v n)
zich (v n) [to remove hair from one's face] бри́ться (v n) [to remove hair from one's face] (v n)
zich (v n) [to remove hair from one's face] побри́ться (v n) [to remove hair from one's face] (v n)
zich (v) [to seize power] узурпи́ровать (v) [to seize power] (v)
zich (n v) [put on clothes] надева́ть (n v) [put on clothes] (v n)
zich (n v) [put on clothes] наде́ть (n v) [put on clothes] (v n)
zich (v) [survive; to do well enough] справля́ться (v) [survive; to do well enough] (v n)

NL RU Vertalingen voor uitstrekken

uitstrekken (v) [to possess a certain extent] тяну́ться (v) [to possess a certain extent] (n adj v)
uitstrekken (n) [to extend, stretch out (limbs etc)] протя́гивать (n) [to extend, stretch out (limbs etc)] (n adj v)
uitstrekken (n) [to extend, stretch out (limbs etc)] протяну́ть (n) [to extend, stretch out (limbs etc)] (n adj v)
uitstrekken (v) [to possess a certain extent] простира́ться (v) [to possess a certain extent] (v n)
uitstrekken (n) [to stretch out, expand] распространя́ть (n) [to stretch out, expand] (n)
uitstrekken (n) [to stretch out, expand] распространи́ть (n) [to stretch out, expand] (n)
uitstrekken (n) [to extend, stretch out (limbs etc)] раздвига́ть (n) [to extend, stretch out (limbs etc)] (n)
uitstrekken (n) [to extend, stretch out (limbs etc)] раздви́нуть (n) [to extend, stretch out (limbs etc)] (n)