Zoek woord zijn beste tijd gehad hebben heeft 2 resultaten
Ga naar
NL Nederlands PT Portugees
zijn beste tijd gehad hebben (v) [gebruik] dar tudo que tinha (v) [gebruik]
zijn beste tijd gehad hebben (v) [gebruik] não prestar mais (v) [gebruik]

NL PT Vertalingen voor zijn

zijn (v) [used to indicate weather, air quality, or the like] {n} fazer (v) [used to indicate weather, air quality, or the like]
zijn (n) [filosofie] {n} existência (n) {f} [filosofie]
zijn (v) [algemeen] {n} estar em (v) [algemeen]
zijn (v) [filosofie] {n} estar em (v) [filosofie]
zijn (v) [plaats] {n} estar em (v) [plaats]
zijn (v) [algemeen] {n} encontrar-se em (v) [algemeen]
zijn (v) [filosofie] {n} encontrar-se em (v) [filosofie]
zijn (v) [plaats] {n} encontrar-se em (v) [plaats]
zijn (v) [(archaic) used to form the perfect aspect with certain intransitive verbs] {n} ter (v) [(archaic) used to form the perfect aspect with certain intransitive verbs]
zijn (v) [algemeen] {n} existir (v) {m} [algemeen]

NL PT Vertalingen voor beste

beste (a) [graad] melhor (a) [graad]
beste (a) [graad] maior (a) [graad]
beste (adj n) [a formal way to start (often after ''my'') addressing somebody one likes or regards kindly] querido (adj n) {m} [a formal way to start (often after ''my'') addressing somebody one likes or regards kindly]
beste (adj n) [formal way of addressing] caro (adj n) [formal way of addressing]
beste (adj n) [formal way of addressing] prezado (adj n) [formal way of addressing]

NL PT Vertalingen voor tijd

tijd (n v) [particular period of time in history] {m} idade (n v) {f} [particular period of time in history]
tijd (n v) [particular period of time in history] {m} era (n v) {f} [particular period of time in history]
tijd (n) [verleden] {m} era (n) {f} [verleden]
tijd (n) [duur] {m} existência (n) {f} [duur]
tijd (n) [algemeen] {m} momento (n) {m} [algemeen]
tijd (n) [duur] {m} momento (n) {m} [duur]
tijd (n) [horloge] {m} momento (n) {m} [horloge]
tijd (n) [linguïstiek] {m} momento (n) {m} [linguïstiek]
tijd (n) [algemeen] {m} duração (n) {f} [algemeen]
tijd (n) [duur] {m} duração (n) {f} [duur]

NL PT Vertalingen voor hebben

hebben (v) [algemeen] ter (v) [algemeen]
hebben (v) [algemeen] haver (v) [algemeen]