NL PT Nederlands Portugees vertalingen voor vanzelfsprekend zijn
Zoek woord vanzelfsprekend zijn heeft 5 resultaten
Ga naar
NL | Nederlands | PT | Portugees | |
---|---|---|---|---|
vanzelfsprekend zijn (v) [algemeen] | ser óbvio (v) [algemeen] | |||
vanzelfsprekend zijn (v) [algemeen] | ser evidente (v) [algemeen] | |||
vanzelfsprekend zijn (v) [algemeen] | ser claro como a água (v) [algemeen] | |||
vanzelfsprekend zijn (v) [algemeen] | ser de curso (v) [algemeen] | |||
vanzelfsprekend zijn (v) [algemeen] | ser auto-explicativo (v) [algemeen] |
NL PT Vertalingen voor vanzelfsprekend
vanzelfsprekend (o) [overtuiging] | de fato (o) [overtuiging] | |||
vanzelfsprekend (o) [overtuiging] | certamente (o) [overtuiging] | |||
vanzelfsprekend (o) [overtuiging] | realmente (o) [overtuiging] | |||
vanzelfsprekend (o) [overtuiging] | absolutamente (o) [overtuiging] | |||
vanzelfsprekend (o) [overtuiging] | positivamente (o) [overtuiging] | |||
vanzelfsprekend (o) [overtuiging] | com certeza (o) [overtuiging] | |||
vanzelfsprekend (o) [overtuiging] | inegavelmente (o) [overtuiging] | |||
vanzelfsprekend (o) [overtuiging] | inquestionavelmente (o) [overtuiging] | |||
vanzelfsprekend (o) [overtuiging] | sem dúvida (o) [overtuiging] | |||
vanzelfsprekend (o) [overtuiging] | seguro (o) {m} [overtuiging] |
NL PT Vertalingen voor zijn
zijn (v) [used to indicate weather, air quality, or the like] {n} | fazer (v) [used to indicate weather, air quality, or the like] | |||
zijn (n) [filosofie] {n} | existência (n) {f} [filosofie] | |||
zijn (v) [algemeen] {n} | estar em (v) [algemeen] | |||
zijn (v) [filosofie] {n} | estar em (v) [filosofie] | |||
zijn (v) [plaats] {n} | estar em (v) [plaats] | |||
zijn (v) [algemeen] {n} | encontrar-se em (v) [algemeen] | |||
zijn (v) [filosofie] {n} | encontrar-se em (v) [filosofie] | |||
zijn (v) [plaats] {n} | encontrar-se em (v) [plaats] | |||
zijn (v) [(archaic) used to form the perfect aspect with certain intransitive verbs] {n} | ter (v) [(archaic) used to form the perfect aspect with certain intransitive verbs] | |||
zijn (v) [algemeen] {n} | existir (v) {m} [algemeen] |