Zoek woord bij wijze van spreken heeft 2 resultaten
Ga naar
NL Nederlands PT Portugees
bij wijze van spreken (o) [uitdrukking] como diz a voz popular (o) [uitdrukking]
bij wijze van spreken (o) [uitdrukking] como se diz por aí (o) [uitdrukking]

NL PT Vertalingen voor bij

bij (prep adv adj n) [near, or next to] {m} próximo (prep adv adj n) {m} [near, or next to]
bij (o) [in het gezelschap van] {m} ao lado de (o) [in het gezelschap van]
bij (o) [ligging] {m} ao lado de (o) [ligging]
bij (o) [nabijheid] {m} ao lado de (o) [nabijheid]
bij (o) [in het gezelschap van] {m} junto a (o) [in het gezelschap van]
bij (o) [ligging] {m} junto a (o) [ligging]
bij (o) [nabijheid] {m} junto a (o) [nabijheid]
bij (o) [in het gezelschap van] {m} próximo a (o) [in het gezelschap van]
bij (o) [ligging] {m} próximo a (o) [ligging]
bij (o) [nabijheid] {m} próximo a (o) [nabijheid]

NL PT Vertalingen voor wijze

wijze (n) [manier] {m} modo (n) {m} [manier]
wijze (n) [persoon - man] {m} modo (n) {m} [persoon - man]
wijze (n) [manier] {m} maneira (n) {f} [manier]
wijze (n) [persoon - man] {m} maneira (n) {f} [persoon - man]
wijze (n) [manier] {m} jeito (n) {m} [manier]
wijze (n) [persoon - man] {m} jeito (n) {m} [persoon - man]
wijze (n) [manier] {m} estilo (n) {m} [manier]
wijze (n) [persoon - man] {m} estilo (n) {m} [persoon - man]
wijze (n) [manier] {m} sábio (n) {m} [manier]
wijze (n) [persoon - man] {m} sábio (n) {m} [persoon - man]

NL PT Vertalingen voor van

van (o) [bezit] proveniente de (o) [bezit]
van (o) [boeken] proveniente de (o) [boeken]
van (o) [oorsprong] proveniente de (o) [oorsprong]
van (o) [plaats] proveniente de (o) [plaats]
van (o) [tijd] proveniente de (o) [tijd]
van (v n) [to move smoothly from one topic to another] passar (v n) [to move smoothly from one topic to another]
van (o) [algemeen] para (o) [algemeen]
van (o) [algemeen] por (o) [algemeen]
van (o) [algemeen] de (o) [algemeen]
van (o) [bezit] de (o) [bezit]

NL PT Vertalingen voor spreken

spreken (n) [aktie] {n} discurso (n) {m} [aktie]
spreken (v) [woorden] {n} articular (v) [woorden]
spreken (v) [woorden] {n} pronunciar (v) [woorden]
spreken (v) [toespraak] {n} declamar (v) [toespraak]
spreken (v) [toespraak] {n} fazer discurso (v) [toespraak]
spreken (v) [toespraak] {n} discursar (v) [toespraak]
spreken (v) [toespraak] {n} orar (v) [toespraak]
spreken (v) [een gesprek voeren] {n} falar (v) [een gesprek voeren]
spreken (v) [taal] {n} falar (v) [taal]
spreken (v n) [to be able to communicate in a language] {n} falar (v n) [to be able to communicate in a language]