Zoek woord mettere in evidenza heeft 6 resultaten
IT Italiaans NL Nederlands
mettere in evidenza (v) [conversazione] accentueren (v) [conversazione]
mettere in evidenza (v) [conversazione] beklemtonen (v) [conversazione]
mettere in evidenza (v) [conversazione] nadruk leggen op (v) [conversazione]
mettere in evidenza (v) [conversazione] benadrukken (v) [conversazione]
mettere in evidenza (v) [conversazione] de nadruk leggen op (v) [conversazione]
IT Italiaans NL Nederlands
mettere in evidenza (v) [conversazione] onderstrepen (v) [conversazione]

IT NL Vertalingen voor mettere

mettere (n v) [put on clothes] aantrekken (n v) [put on clothes]
mettere (v) [applicare] aanbrengen (v) [applicare]
mettere (v) [applicare] inwrijven (v) [applicare]
mettere (v) [applicare] opleggen (v) {n} [applicare]
mettere (v) [differenza] betalen (v) [differenza]
mettere (v) [differenza] bijleggen (v) [differenza]
mettere (v) [differenza] bijpassen (v) [differenza]
mettere (v) [movimento] zetten (v) [movimento]
mettere (v) [oggetti] zetten (v) [oggetti]
mettere (v n adj) [to put something down] zetten (v n adj) [to put something down]

IT NL Vertalingen voor in

in opletten
in (o) [direzione] naar (o) [direzione]
in (particle prep adv) [in the direction of, and arriving at] naar (particle prep adv) [in the direction of, and arriving at]
in wachten {n}
in (o) [direzione] bij (o) {m} [direzione]
in (o) [in ogni] bij (o) {m} [in ogni]
in (o) [preposizione] bij (o) {m} [preposizione]
in (o) [prossimità] bij (o) {m} [prossimità]
in (o) [direzione] op (o) [direzione]
in (o) [in ogni] op (o) [in ogni]

IT NL Vertalingen voor evidenza

evidenza (n) [generale] {f} evidentie (n) {f} [generale]
evidenza (n) [generale] {f} duidelijkheid (n) {f} [generale]
evidenza (n) [evento] {f} bekendheid (n) {f} [evento]
evidenza (n) [evento] {f} beroemdheid (n) {f} [evento]
evidenza (n) [dichiarazione] {f} helderheid (n) {f} [dichiarazione]
evidenza (n) [dichiarazione] {f} klaarheid (n) {f} [dichiarazione]
evidenza (n) [generale] {f} feit (n) {n} [generale]
evidenza (n) [generale] {f} zekerheid (n) {f} [generale]
evidenza (n) [generale] {f} onmiskenbaar feit (n) {n} [generale]
evidenza (n) [generale] {f} klaarblijkelijkheid (n) {f} [generale]