Woxikon / Woordenboek / Nederlands Italiaans / M / mandare via

NL IT Nederlands Italiaans vertalingen voor mandare via

Zoek woord mandare via heeft 8 resultaten
Ga naar Italiaans » Nederlands
IT Italiaans NL Nederlands
mandare via (v) [gente] wegsturen (v) {n} [gente]
mandare via (v) [gente] de deur wijzen (v) [gente]
mandare via (v) [persona] eruit donderen (v) [persona]
mandare via (v) [persona] eruit gooien (v) [persona]
mandare via (v) [persona] uitzetten (v) [persona]
IT Italiaans NL Nederlands
mandare via (v) [persona] uitgooien (v) [persona]
mandare via (v) [persona] uitstoten (v) [persona]
mandare via (v) [persona] eruit zetten (v) [persona]

IT NL Vertalingen voor mandare

mandare (v) [odorare] afgeven (v) [odorare]
mandare (v) [odorare] verspreiden (v) [odorare]
mandare (v) [direzione] sturen (v) [direzione]
mandare (v) [generale] sturen (v) [generale]
mandare (v) [istruzione] sturen (v) [istruzione]
mandare (v) [make something go somewhere] sturen (v) [make something go somewhere]
mandare (v) [persona] sturen (v) [persona]
mandare (v) [direzione] wegsturen (v) {n} [direzione]
mandare (v) [generale] wegsturen (v) {n} [generale]
mandare (v) [istruzione] wegsturen (v) {n} [istruzione]

IT NL Vertalingen voor via

via (n) [a way for travel] {f} baan (n) {m} [a way for travel]
via (n) [generale] {f} baan (n) {m} [generale]
via (n) [traffico] {f} baan (n) {m} [traffico]
via (o) [da parte] {f} apart (o) [da parte]
via (o) [da parte] {f} opzij (o) [da parte]
via (n) [a way for travel] {f} weg (n) {m} [a way for travel]
via (o) [da parte] {f} weg (o) {m} [da parte]
via (o) [distanza] {f} weg (o) {m} [distanza]
via (n) [generale] {f} weg (n) {m} [generale]
via (n) [traffico] {f} weg (n) {m} [traffico]

Italiaans Nederlands vertalingen

IT Synoniemen voor mandare via NL Vertalingen
allontanare [dare commiato] voorkomen {n}
licenziare [dare commiato] ontslaan {n}
dimettere [dare commiato] ontslaan {n}
cacciare [accomiatare] achternajagen
destituire [accomiatare] op non-actief stellen
ricacciare [accomiatare] verdrijven
bandire [accomiatare] verbannen
espellere [accomiatare] verjagen
esiliare [accomiatare] verbannen
deporre [accomiatare] neerzetten
scacciare [allontanare] tegenstand bieden
mettere in fuga [allontanare] afschrikken
sfrattare [allontanare] uitzetten
sloggiare [allontanare] verjagen
eliminare [mandare fuori] (informal van af zijn (v)
respingere [mandare fuori] naast zich neerleggen
mandare in onda [mandare giù] uitzenden
mandare [mandare giù] oproepen