Zoek woord se faire tout petit heeft 2 resultaten
Ga naar
FR Frans NL Nederlands
se faire tout petit (v) [se blottir] ineenkrimpen (v) [se blottir]
se faire tout petit (v) [se blottir] kruipen (v) [se blottir]

FR NL Vertalingen voor se

se (pronoun determiner) [one] je (pronoun determiner) [one]
se (pronoun determiner) [one] u (pronoun determiner) [one]
se (o) [pron. réfléchi - sg.] zich (o) [pron. réfléchi - sg.]
se (o) [pronom réfléchi] zich (o) [pronom réfléchi]
se (pronoun determiner) [one] men (pronoun determiner) [one]
se (o) [pron. réfléchi - sg.] zichzelf (o) [pron. réfléchi - sg.]
se (o) [pronom réfléchi] zichzelf (o) [pronom réfléchi]
se (pronoun determiner) [one] ge (pronoun determiner) [one]

FR NL Vertalingen voor faire

faire (v) [discours] afsteken (v) [discours]
faire (v) [action] opmaken (v) [action]
faire (v) [bénéfice] opmaken (v) [bénéfice]
faire (v) [général] opmaken (v) [général]
faire (v) [lit] opmaken (v) [lit]
faire (v) [chèque] uitschrijven (v) [chèque]
faire (v) [reçu] uitschrijven (v) [reçu]
faire (v) [action] handelen (v) [action]
faire (v) [agir] handelen (v) [agir]
faire (n v) [to do something] handelen (n v) [to do something]

FR NL Vertalingen voor tout

tout (a) [entier] {m} compleet (a) [entier]
tout (a) [quantité] {m} compleet (a) [quantité]
tout (o) [général] {m} helemaal (o) [général]
tout (adv determiner n) [intensifier] {m} helemaal (adv determiner n) [intensifier]
tout (a) [entier] {m} totaal (a) {n} [entier]
tout (n adj v) [entire] {m} totaal (n adj v) {n} [entire]
tout (adv determiner n) [intensifier] {m} totaal (adv determiner n) {n} [intensifier]
tout (a) [quantité] {m} totaal (a) {n} [quantité]
tout (n) [ensemble] {m} geheel (n) {n} [ensemble]
tout (a) [entier] {m} geheel (a) {n} [entier]

FR NL Vertalingen voor petit

petit (a) [général] {m} onbeduidend (a) [général]
petit (a) [importance] {m} onbeduidend (a) [importance]
petit (a) [montant] {m} onbeduidend (a) [montant]
petit (a) [possibilité] {m} onbeduidend (a) [possibilité]
petit (a) [âge] {m} onbeduidend (a) [âge]
petit (a) [importance] {m} onbelangrijk (a) [importance]
petit (a) [importance] {m} onbetekenend (a) [importance]
petit (a) [montant] {m} onbetekenend (a) [montant]
petit (a) [possibilité] {m} onbetekenend (a) [possibilité]
petit (a) [importance] {m} futiel (a) [importance]