Zoek woord plus facile à dire qu’à faire heeft eén resultaat
Ga naar
FR Frans NL Nederlands
plus facile à dire qu’à faire (adj) [easy to propose, but difficult to accomplish] (adj) makkelijker gezegd dan gedaan (adj) [easy to propose, but difficult to accomplish] (adj)

FR NL Vertalingen voor plus

plus (prep adv adj n) [more] {m} over (prep adv adj n) [more]
plus (o) [comparaison] {m} verder (o) [comparaison]
plus (o) [degré] {m} verder (o) [degré]
plus (o) [quantité] {m} verder (o) [quantité]
plus (o) [comparaison] {m} meer (o) {n} [comparaison]
plus (o) [degré] {m} meer (o) {n} [degré]
plus (o) [quantité] {m} meer (o) {n} [quantité]
plus (o) [et aussi] {m} plus (o) {m} [et aussi]
plus (n) [mathématiques] {m} plus (n) {m} [mathématiques]
plus (o) [mathématiques] {m} plus (o) {m} [mathématiques]

FR NL Vertalingen voor facile

facile (a) [explication] eenvoudig (a) [explication]
facile (a) [pas difficile] eenvoudig (a) [pas difficile]
facile (a) [travail] eenvoudig (a) [travail]
facile (a) [explication] simpel (a) [explication]
facile (a) [pas difficile] simpel (a) [pas difficile]
facile (a) [travail] simpel (a) [travail]
facile (a) [attitude morale] losbandig (a) [attitude morale]
facile makkelijk
facile (adj adv) [consenting readily to sex] makkelijk (adj adv) [consenting readily to sex]
facile (a) [explication] makkelijk (a) [explication]

FR NL Vertalingen voor dire

dire (v int n) [to communicate verbally or in writing] opgeven (v int n) {n} [to communicate verbally or in writing]
dire (v int n) [to indicate in a written form] opgeven (v int n) {n} [to indicate in a written form]
dire (v n) [to instruct] instrueren (v n) [to instruct]
dire (v) [paroles] opzeggen (v) [paroles]
dire (v int n) [to recite] opzeggen (v int n) [to recite]
dire zeggen
dire (v) [avertissement] zeggen (v) [avertissement]
dire (v) [général] zeggen (v) [général]
dire (v) [indication] zeggen (v) [indication]
dire (v) [information] zeggen (v) [information]

FR NL Vertalingen voor faire

faire (v) [discours] afsteken (v) [discours]
faire (v) [action] opmaken (v) [action]
faire (v) [bénéfice] opmaken (v) [bénéfice]
faire (v) [général] opmaken (v) [général]
faire (v) [lit] opmaken (v) [lit]
faire (v) [chèque] uitschrijven (v) [chèque]
faire (v) [reçu] uitschrijven (v) [reçu]
faire (v) [action] handelen (v) [action]
faire (v) [agir] handelen (v) [agir]
faire (n v) [to do something] handelen (n v) [to do something]