Zoek woord ne plus savoir que faire heeft 2 resultaten
Ga naar
FR Frans NL Nederlands
ne plus savoir que faire (v) [problème] ten einde raad zijn (v) [problème]
ne plus savoir que faire (v) [problème] aan het eind van zijn Latijn zijn (v) [problème]

FR NL Vertalingen voor ne

(v adj n) [given birth to] geboren (v adj n) [given birth to]
(a) [général] geboren (a) [général]

FR NL Vertalingen voor plus

plus (prep adv adj n) [more] {m} over (prep adv adj n) [more]
plus (o) [comparaison] {m} verder (o) [comparaison]
plus (o) [degré] {m} verder (o) [degré]
plus (o) [quantité] {m} verder (o) [quantité]
plus (o) [comparaison] {m} meer (o) {n} [comparaison]
plus (o) [degré] {m} meer (o) {n} [degré]
plus (o) [quantité] {m} meer (o) {n} [quantité]
plus (o) [et aussi] {m} plus (o) {m} [et aussi]
plus (n) [mathématiques] {m} plus (n) {m} [mathématiques]
plus (o) [mathématiques] {m} plus (o) {m} [mathématiques]

FR NL Vertalingen voor savoir

savoir (v) [have ability to] {m} vermogen (v) {n} [have ability to]
savoir (v) [to discover] {m} onderzoeken (v) [to discover]
savoir (v) [to discover] {m} ontdekken (v) [to discover]
savoir (v) [to discover] {m} uitvinden (v) [to discover]
savoir (v) [have ability to] {m} kunnen (v) [have ability to]
savoir (n) [connaissance] {m} eruditie (n) {f} [connaissance]
savoir (n) [connaissance] {m} uitgebreide kennis (n) {f} [connaissance]
savoir (v) [connaissance] {m} kennen (v) [connaissance]
savoir {m} weten
savoir (v) [have ability to] {m} in staat zijn te (v) [have ability to] (v)

FR NL Vertalingen voor que

que dan
que (conj prep adv) [Introduces a comparison] dan (conj prep adv) [Introduces a comparison]
que (o) [comme] dan (o) [comme]
que (o) [comparaison] dan (o) [comparaison]
que (o) [comme] zoals (o) [comme]
que (o) [comparaison] zoals (o) [comparaison]
que (o) [comme] op dezelfde manier als (o) [comme]
que (o) [comparaison] op dezelfde manier als (o) [comparaison]
que (conj determiner pronoun adv) [to a given extent or degree] zo (conj determiner pronoun adv) [to a given extent or degree]
que (determiner pronoun n) [(''relative'') who, whom, what] dat (determiner pronoun n) [(''relative'') who, whom, what]

FR NL Vertalingen voor faire

faire (v) [discours] afsteken (v) [discours]
faire (v) [action] opmaken (v) [action]
faire (v) [bénéfice] opmaken (v) [bénéfice]
faire (v) [général] opmaken (v) [général]
faire (v) [lit] opmaken (v) [lit]
faire (v) [chèque] uitschrijven (v) [chèque]
faire (v) [reçu] uitschrijven (v) [reçu]
faire (v) [action] handelen (v) [action]
faire (v) [agir] handelen (v) [agir]
faire (n v) [to do something] handelen (n v) [to do something]