Zoek woord malignité heeft 4 resultaten
Ga naar
FR Frans NL Nederlands
malignité (n) [bassesse] {f} verachtelijkheid (n) {f} [bassesse]
malignité (n) [bassesse] {f} laagheid (n) {f} [bassesse]
malignité (n) [bassesse] {f} gemeenheid (n) {f} [bassesse]
malignité (n) [bassesse] {f} slechtheid (n) {f} [bassesse]

Frans Nederlands vertalingen

FR Synoniemen voor malignité NL Vertalingen
aigreur [âcreté] f verbittering {f}
hargne [âcreté] f stuursheid {f}
maussaderie [âcreté] f stuursheid {f}
humeur [âcreté] f lichaamssap (n)
acrimonie [âcreté] f scherpheid {f}
mordant [aigreur] zuur {n}
perfidie [méchanceté] f slinksheid {f}
ruse [méchanceté] f bedrog {n}
malice [méchanceté] f ondeugendheid {f}
animosité [hostilité] f boosaardigheid {f}
rancune [hostilité] f wrok {m}
ressentiment [hostilité] m misnoegen {n}
inimitié [hostilité] f vijandschap {f}
méchanceté [hostilité] f hatelijkheid {f}
malveillance [hostilité] f kwaadwilligheid {f}
dureté [cruauté] f bruuskheid {f}
fourberie [déloyauté] f bedrog {n}
trahison [déloyauté] f landverraad {n}
traîtrise [déloyauté] f schending van vertrouwen {f}
infidélité [déloyauté] f trouweloosheid {f}