Zoek woord Lijst van zoölogen met hun afkortingen heeft eén resultaat
Ga naar

NL FR Vertalingen voor lijst

lijst (n) [structured listing of files] {m} dossier (n) {m} [structured listing of files]
lijst [algemeen] {m} liste {m} [algemeen]
lijst (n) [structured listing of files] {m} répertoire (n) {m} [structured listing of files]

NL FR Vertalingen voor van

van de
van [algemeen] de [algemeen]
van [bezit] de [bezit]
van [boeken] de [boeken]
van [oorsprong] de [oorsprong]
van [plaats] de [plaats]
van [tijd] de [tijd]
van (prep) [with the separation, exclusion or differentiation of] de (prep) [with the separation, exclusion or differentiation of]
van (prep) [with the source or provenance of or at] de (prep) [with the source or provenance of or at]
van (prep) [with the source or provenance of or at] sur (prep) [with the source or provenance of or at]

NL FR Vertalingen voor met

met (adj n v) [orthography: letter with acute accent] aigu (adj n v) [orthography: letter with acute accent]
met [algemeen] de [algemeen]
met [eigenschap] de [eigenschap]
met [in het geval van] de [in het geval van]
met [middel] de [middel]
met [op hetzelfde tempo als] de [op hetzelfde tempo als]
met [positie] de [positie]
met (particle prep adv) [used after certain adjectives to indicate a relationship] de (particle prep adv) [used after certain adjectives to indicate a relationship]
met [vermenigvuldiging] de [vermenigvuldiging]
met (v n) [to engage in combat] combattre (v n) [to engage in combat]

NL FR Vertalingen voor hun

hun (pronoun determiner) [third personal plural pronoun used after a preposition or as the object of a verb] les (pronoun determiner) [third personal plural pronoun used after a preposition or as the object of a verb]
hun [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - m. mv.] à elles [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - m. mv.]
hun [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - vr. mv.] à elles [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - vr. mv.]
hun [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - m. mv.] à eux [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - m. mv.]
hun [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - vr. mv.] à eux [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - vr. mv.]
hun leur
hun (pronoun) [belonging to them (plural)] leur (pronoun) [belonging to them (plural)]
hun [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.] leur [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.]
hun [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - m. mv.] leur [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - m. mv.]
hun [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - vr. mv.] leur [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - vr. mv.]