Zoek woord cas heeft 30 resultaten
FR Frans NL Nederlands
cas (n) [général] {m} situatie (n) {f} [général]
cas (n) [mode of inflection of a word] {m} casus (n) [mode of inflection of a word]
cas (n) [droit] {m} geding (n) {n} [droit]
cas (n) [droit] {m} rechtszaak (n) {m} [droit]
cas (n) [médecine] {m} ziektegeval (n) {n} [médecine]
FR Frans NL Nederlands
cas (n) [linguistique] {m} ziektegeval (n) {n} [linguistique]
cas (n) [général] {m} ziektegeval (n) {n} [général]
cas (n) [fait] {m} ziektegeval (n) {n} [fait]
cas (n) [médecine] {m} naamval (n) {m} [médecine]
cas (n) [mode of inflection of a word] {m} naamval (n) {m} [mode of inflection of a word]
cas (n) [linguistique] {m} naamval (n) {m} [linguistique]
cas (n) [général] {m} naamval (n) {m} [général]
cas (n) [fait] {m} naamval (n) {m} [fait]
cas (n) [médecine] {m} situatie (n) {f} [médecine]
cas (n) [linguistique] {m} situatie (n) {f} [linguistique]
cas (n) [droit] {m} zaak (n) {m} [droit]
cas (n) [fait] {m} situatie (n) {f} [fait]
cas (n) [médecine] {m} geval (n) {n} [médecine]
cas (n) [linguistique] {m} geval (n) {n} [linguistique]
cas (n adj v) [instance or event as a topic of study] {m} geval (n adj v) {n} [instance or event as a topic of study]
cas (n) [général] {m} geval (n) {n} [général]
cas (n) [fait] {m} geval (n) {n} [fait]
cas (n) [médecine] {m} voorbeeld (n) {n} [médecine]
cas (n) [linguistique] {m} voorbeeld (n) {n} [linguistique]
cas (n) [général] {m} voorbeeld (n) {n} [général]
cas (n) [fait] {m} voorbeeld (n) {n} [fait]
cas (n) [médecine] {m} zaak (n) {m} [médecine]
cas (n) [linguistique] {m} zaak (n) {m} [linguistique]
cas (n) [général] {m} zaak (n) {m} [général]
cas (n) [fait] {m} zaak (n) {m} [fait]

Frans Nederlands vertalingen

FR Synoniemen voor cas NL Vertalingen
aventure [événement] f avontuurtje {n}
phénomène [événement] m verschijnsel {n}
fait [événement] m feit {n}
circonstance [situation] f omstandigheid {f}
conjoncture [situation] f conjunctuur (n)
occasion [situation] f okkazie (adj adv)
hypothèse [possibilité] f vermoeden {n}
éventualité [possibilité] f onvoorspelbaarheid (n)
incident [fait] m evenement {n}
problème [fait] m hersenbreker {m}
accident [fait] m botsing {f}
façon [fait] f manier {m}
manière [fait] f manier {m}
crime [délit] m zwaar misdrijf (n)
action [délit] f aandeel {n}
terminaison [langue] f ophouden {n}
coïncidence [état] f samenvallen {n}
situation [état] f situatie {f}
épisode [état] m aflevering {f}
événement [état] m evenement {n}