Zoek woord voor zichzelf spreken heeft 3 resultaten
Ga naar
NL Nederlands ES Spaans
voor zichzelf spreken (v) [algemeen] ser obvio (v) [algemeen]
voor zichzelf spreken (v) [algemeen] ser evidente (v) [algemeen]
voor zichzelf spreken (v) [algemeen] caer de su peso (v) [algemeen]

NL ES Vertalingen voor voor

voor (o) [plaats] {m} menos (o) [plaats]
voor (o) [tijd] {m} menos (o) [tijd]
voor (particle prep adv) [time: preceding] {m} menos (particle prep adv) [time: preceding]
voor (o) [prijs] {m} a (o) [prijs]
voor (o) [algemeen] {m} por (o) [algemeen]
voor (o) [ruil] {m} por (o) [ruil]
voor (conj prep) [supporting] {m} por (conj prep) [supporting]
voor (o) [algemeen] {m} de (o) [algemeen]
voor (o) [ruil] {m} de (o) [ruil]
voor (prep) [in support of] {m} con (prep) [in support of]

NL ES Vertalingen voor zichzelf

zichzelf (o) [wederkerend vnw. - enk.] se (o) [wederkerend vnw. - enk.]
zichzelf (o) [wederkerend voornaamwoord] se (o) [wederkerend voornaamwoord]
zichzelf (o) [wederkerend vnw. - enk.] se ... a sí mismo (o) [wederkerend vnw. - enk.]
zichzelf (o) [wederkerend voornaamwoord] se ... a sí mismo (o) [wederkerend voornaamwoord]

NL ES Vertalingen voor spreken

spreken (v) [woorden] {n} articular (v) [woorden]
spreken (v) [woorden] {n} enunciar (v) [woorden]
spreken (v) [toespraak] {n} recitar (v) [toespraak]
spreken (v) [toespraak] {n} declamar (v) [toespraak]
spreken (v) [toespraak] {n} orar (v) [toespraak]
spreken (v) [toespraak] {n} sermonear (v) [toespraak]
spreken (v) [woorden] {n} pronunciar (v) [woorden]
spreken (v) [een gesprek voeren] {n} pronunciar un discurso (v) [een gesprek voeren]
spreken (v) [taal] {n} pronunciar un discurso (v) [taal]
spreken (v) [toespraak] {n} pronunciar un discurso (v) [toespraak]