Zoek woord aanvangen heeft 32 resultaten
NL Nederlands ES Spaans
aanvangen (v) [algemeen] entablar (v) [algemeen]
aanvangen (v) [To begin, start] principiar (v) [To begin, start]
aanvangen (v) [bespreking] iniciar (v) [bespreking]
aanvangen (v) [beginnen] iniciar (v) [beginnen]
aanvangen (v) [baan] iniciar (v) [baan]
NL Nederlands ES Spaans
aanvangen (v) [algemeen] iniciar (v) [algemeen]
aanvangen (v n) [To start, to initiate or take the first step into something.] iniciar (v n) [To start, to initiate or take the first step into something.]
aanvangen (v) [To begin, start] iniciar (v) [To begin, start]
aanvangen (v) [bespreking] emprender (v) [bespreking]
aanvangen (v) [beginnen] emprender (v) [beginnen]
aanvangen (v) [baan] emprender (v) [baan]
aanvangen (v) [algemeen] emprender (v) [algemeen]
aanvangen (v) [bespreking] entablar (v) [bespreking]
aanvangen (v) [beginnen] entablar (v) [beginnen]
aanvangen (v) [baan] entablar (v) [baan]
aanvangen comenzar
aanvangen (v) [To begin, start] empezar (v) [To begin, start]
aanvangen (v n) [To start, to initiate or take the first step into something.] empezar (v n) [To start, to initiate or take the first step into something.]
aanvangen (v) [algemeen] empezar (v) [algemeen]
aanvangen (v) [baan] empezar (v) [baan]
aanvangen (v) [beginnen] empezar (v) [beginnen]
aanvangen (v) [bespreking] empezar (v) [bespreking]
aanvangen (n v) [to begin] empezar (n v) [to begin]
aanvangen (n v) [to begin] comenzar (n v) [to begin]
aanvangen (v) [To begin, start] comenzar (v) [To begin, start]
aanvangen (v n) [To start, to initiate or take the first step into something.] comenzar (v n) [To start, to initiate or take the first step into something.]
aanvangen (v) [algemeen] comenzar (v) [algemeen]
aanvangen (v) [baan] comenzar (v) [baan]
aanvangen (v) [beginnen] comenzar (v) [beginnen]
aanvangen (v) [bespreking] comenzar (v) [bespreking]
aanvangen iniciar
aanvangen empezar
NL Synoniemen voor aanvangen ES Vertalingen
inzetten [aanbreken] infoga
losbarsten [aanbreken] bryta lös
uitbreken [aanbreken] bryta sig ut
beginnen [aanbreken] påbörja
ondernemen [aangaan] åta sig
aanvaarden [aangaan] trovärdighet (u)
aangaan [aanknopen] ta på sig
aanbreken [beginnen] dagas