Zoek woord what a shame heeft 3 resultaten
Ga naar
EN Engels NL Nederlands
what a shame (o) [interjection] 't is zonde (o) [interjection]
what a shame (o) [interjection] wat jammer (o) [interjection]
what a shame t is zonde

EN NL Vertalingen voor what

what dat
what wat
what (o) [indicative pronoun] wat (o) [indicative pronoun]
what (o) [interrogative pronoun] wat (o) [interrogative pronoun]
what (o) [relative pron. - object - sg.] wat (o) [relative pron. - object - sg.]
what (a) [interrogative determiner - pl.] welke (a) [interrogative determiner - pl.]
what (a) [interrogative determiner - sg.] welke (a) [interrogative determiner - sg.]
what (o) [indicative pronoun] hetgeen (o) [indicative pronoun]
what (o) [relative pron. - object - sg.] hetgeen (o) [relative pron. - object - sg.]
what (o) [indicative pronoun] datgene (o) [indicative pronoun]

EN NL Vertalingen voor a

a (a) [indefinite determiner] enig (a) [indefinite determiner]
a te
a in
a binnen
a (o) [indefinite article] een (o) {m} [indefinite article]
a (a) [indefinite determiner] een (a) {m} [indefinite determiner]
a (a) [indefinite determiner] een of ander (a) [indefinite determiner]
a per

EN NL Vertalingen voor shame

shame foei
shame (n) [general] schande (n) {m} [general]
shame (n) [situation] schande (n) {m} [situation]
shame (n int v) [something to regret] schande (n int v) {m} [something to regret]
shame (n) [feelings] onbehagen (n) {n} [feelings]
shame (n) [feelings] verlegenheid (n) {f} [feelings]
shame (n) [feelings] schaamte (n) {f} [feelings]
shame (n) [general] oneer (n) {m} [general]
shame (n) [situation] schandaal (n) {n} [situation]
shame (n) [feelings] gêne (n) {m} [feelings]