Zoek woord wijs kunnen worden uit heeft 2 resultaten
Ga naar
NL Nederlands DE Duits
wijs kunnen worden uit (v) [een touw kunnen vastknopen aan] aus etwas schlau werden (v) [een touw kunnen vastknopen aan]
wijs kunnen worden uit (v) [een touw kunnen vastknopen aan] etwas verstehen (v) [een touw kunnen vastknopen aan]

NL DE Vertalingen voor wijs

wijs (a) [gedrag] umsichtig (a) [gedrag]
wijs (a) [gedrag] klug (a) [gedrag]
wijs (a) [goed] klug (a) [goed]
wijs (adj v n) [showing good judgement] klug (adj v n) [showing good judgement]
wijs (a) [raad] vernünftig (a) [raad]
wijs (a) [bemerking] gelehrt (a) [bemerking]
wijs (n) [in grammar, type of the relationship] Art (n) {f} [in grammar, type of the relationship]
wijs (n) [in grammar, type of the relationship] Weise (n) {f} [in grammar, type of the relationship]
wijs (a) weise (a)
wijs (a) [algemeen] weise (a) [algemeen]

NL DE Vertalingen voor kunnen

kunnen (v) [mogelijkheid] mögen (v) [mogelijkheid]
kunnen (v) [toestemming] dürfen (v) [toestemming]
kunnen (v) können (v)
kunnen (v) [have ability to] können (v) [have ability to]
kunnen (v) [hulpwerkwoord] können (v) [hulpwerkwoord]
kunnen (v n) [to be able] können (v n) [to be able]
kunnen (v) [toestemming] können (v) [toestemming]
kunnen (v) [have ability to] in der Lage sein (v) [have ability to]

NL DE Vertalingen voor worden

worden (v n) [become] {n} gehen (v n) [become]
worden (v n) [become or change into] {n} fallen (v n) [become or change into]
worden (n) {n} werden (n)
worden (v) [algemeen] {n} werden (v) [algemeen]
worden (v n) [become] {n} werden (v n) [become]
worden (v n) [become or change into] {n} werden (v n) [become or change into]
worden (n adj v) [to assume specified characteristic] {n} werden (n adj v) [to assume specified characteristic]
worden (v) [to begin to be] {n} werden (v) [to begin to be]
worden (v) [uitgroeien tot] {n} werden (v) [uitgroeien tot]
worden (v) [used to form the passive voice] {n} werden (v) [used to form the passive voice]

NL DE Vertalingen voor uit

uit (o) [reden] wegen (o) [reden]
uit (o) [reden] durch (o) [reden]
uit (o) [oorsprong] von (o) [oorsprong]
uit (o) [plaats] von (o) [plaats]
uit (prep) [with the origin, starting point or initial reference of or at] von (prep) [with the origin, starting point or initial reference of or at]
uit (prep) [with the source or provenance of or at] von (prep) [with the source or provenance of or at]
uit (n) aus (n)
uit (o) [oorsprong] aus (o) [oorsprong]
uit (o) [plaats] aus (o) [plaats]
uit (o) [reden] aus (o) [reden]