Zoek woord wieder gut zu machen heeft 4 resultaten
Ga naar
DE Duits NL Nederlands
wieder gut zu machen [Ungerechtigkeit] herstelbaar [Ungerechtigkeit]
wieder gut zu machen (a) [Ungerechtigkeit] herstelbaar (a) [Ungerechtigkeit]
wieder gut zu machen [Ungerechtigkeit] weer goed te maken [Ungerechtigkeit]
wieder gut zu machen (a) [Ungerechtigkeit] weer goed te maken (a) [Ungerechtigkeit]

DE NL Vertalingen voor wieder

wieder (adv prep) [another time] opnieuw (adv prep) [another time]
wieder [nochmals] opnieuw [nochmals]
wieder (o) [nochmals] opnieuw (o) [nochmals]
wieder [von neuem] opnieuw [von neuem]
wieder (o) [von neuem] opnieuw (o) [von neuem]
wieder [nochmals] nog eens [nochmals]
wieder (o) [nochmals] nog eens (o) [nochmals]
wieder [von neuem] nog eens [von neuem]
wieder (o) [von neuem] nog eens (o) [von neuem]
wieder [von neuem] andermaal [von neuem]

DE NL Vertalingen voor gut

gut (a) [positiv] goed (a) {n} [positiv]
gut (a) [Kind] goed (a) {n} [Kind]
gut (a) [Wetter] goed (a) {n} [Wetter]
gut (a) [Person] goed (a) {n} [Person]
gut (o) [allgemein] goed (o) {n} [allgemein]
gut (o) [Grad] goed (o) {n} [Grad]
gut (a) [allgemein] goed (a) {n} [allgemein]
gut (o) [Weise] goed (o) {n} [Weise]
gut (a) [Gesundheit] goed (a) {n} [Gesundheit]
gut (a) [Geschicklichkeit] goed (a) {n} [Geschicklichkeit]

DE NL Vertalingen voor zu

zu (n) [in Richtung auf] te (n) [in Richtung auf]
zu (o) [Grad] te (o) [Grad]
zu [Grad] te [Grad]
zu (particle prep adv) [infinitive-marker] te (particle prep adv) [infinitive-marker]
zu (adv) [more than enough; ''as too much''] te (adv) [more than enough; ''as too much'']
zu [Grad] te zeer [Grad]
zu (o) [Grad] te zeer (o) [Grad]
zu [Richtung] naar [Richtung]
zu (o) [Richtung] naar (o) [Richtung]
zu (prep adj) [in the direction of] naar (prep adj) [in the direction of]

DE NL Vertalingen voor machen

machen (v) [bestimmt] doen (v) [bestimmt]
machen (v) [Akt] doen (v) [Akt]
machen [Bett] opmaken [Bett]
machen (v) [Bett] opmaken (v) [Bett]
machen [reparieren] herstellen {n} [reparieren]
machen (v) [reparieren] herstellen (v) {n} [reparieren]
machen [reparieren] repareren {n} [reparieren]
machen (v) [reparieren] repareren (v) {n} [reparieren]
machen (n v) [to do something] handelen (n v) [to do something]
machen [Akt] nemen [Akt]