vorhersagen vertaling - Nederlands Duits vertaling voor vorhersagen

Zoek woord vorhersagen heeft 9 resultaten

DE	Duits	NL	Nederlands
	vorhersagen [Warnung] vorhergesagt sagst vorher sagen vorher sagtest vorher sagten vorher sag(e) vorher		aankondigen [Warnung] aangekondigd kondigt aan kondigen aan kondigde aan kondigden aan
	vorhersagen (v) [Warnung] vorhergesagt sagst vorher sagen vorher sagtest vorher sagten vorher sag(e) vorher		aankondigen (v) [Warnung] aangekondigd kondigt aan kondigen aan kondigde aan kondigden aan
	vorhersagen [Warnung] vorhergesagt sagst vorher sagen vorher sagtest vorher sagten vorher sag(e) vorher		voorspellen {n} [Warnung] voorspeld voorspelt voorspellen voorspelde voorspelden
	vorhersagen (v) [Warnung] vorhergesagt sagst vorher sagen vorher sagtest vorher sagten vorher sag(e) vorher		voorspellen (v) {n} [Warnung] voorspeld voorspelt voorspellen voorspelde voorspelden
	vorhersagen [Zukunft] vorhergesagt sagst vorher sagen vorher sagtest vorher sagten vorher sag(e) vorher		voorspellen {n} [Zukunft] voorspeld voorspelt voorspellen voorspelde voorspelden

DE	Duits	NL	Nederlands
	vorhersagen (v) [Zukunft] vorhergesagt sagst vorher sagen vorher sagtest vorher sagten vorher sag(e) vorher		voorspellen (v) {n} [Zukunft] voorspeld voorspelt voorspellen voorspelde voorspelden
	vorhersagen (v n) [estimate future conditions] vorhergesagt sagst vorher sagen vorher sagtest vorher sagten vorher sag(e) vorher		voorspellen (v n) {n} [estimate future conditions] voorspeld voorspelt voorspellen voorspelde voorspelden
	vorhersagen [Zukunft] vorhergesagt sagst vorher sagen vorher sagtest vorher sagten vorher sag(e) vorher		prognosticeren [Zukunft] geprognosticeerd prognosticeert prognosticeren prognosticeerde prognosticeerden
	vorhersagen (v) [Zukunft] vorhergesagt sagst vorher sagen vorher sagtest vorher sagten vorher sag(e) vorher		prognosticeren (v) [Zukunft] geprognosticeerd prognosticeert prognosticeren prognosticeerde prognosticeerden

DE	Synoniemen voor vorhersagen	NL	Vertalingen
	zeigen [ankündigen]		tonen {n}
	sagen [ankündigen]		zeggen
	berichten [ankündigen]		meedelen
	bedeuten [ankündigen]		betekenen
	anzeigen [ankündigen]		wijzen op
	erzählen [ankündigen]		berichten
	äußern [ankündigen]		betuigen
	informieren [ankündigen]		inlichten
	melden [ankündigen]		verslag uitbrengen
	verkünden [ankündigen]		bekendmaken
	ausrichten [ankündigen]		op één lijn brengen
	anmelden [ankündigen]		aanmelden
	mitteilen [ankündigen]		onderrichten
	signalisieren [ankündigen]		signaleren
	ansagen [ankündigen]		aankondigen
	andeuten [ankündigen]		suggereren
	verkündigen [ankündigen]		proclameren
	benachrichtigen [ankündigen]		verwittigen
	hinweisen auf [ankündigen]		duiden op
	deuten auf [ankündigen]		duiden op

Gratis multilingual online woordenboek