Zoek woord voor zichzelf uitmaken heeft 2 resultaten
Ga naar
NL Nederlands DE Duits
voor zichzelf uitmaken (v) [informatie] alleine feststellen (v) [informatie]
voor zichzelf uitmaken (v) [informatie] alleine herausfinden (v) [informatie]

NL DE Vertalingen voor voor

voor (n adj v) [schedule] {m} planen (n adj v) [schedule]
voor (o) [algemeen] {m} zu (o) [algemeen]
voor (particle prep adv) [used to indicate purpose] {m} auf (particle prep adv) [used to indicate purpose]
voor (o) [tijd] {m} bis (o) [tijd]
voor (n) {m} für (n)
voor (o) [algemeen] {m} für (o) [algemeen]
voor (conj prep) [directed at, intended to belong to] {m} für (conj prep) [directed at, intended to belong to]
voor (o) [ruil] {m} für (o) [ruil]
voor (conj prep) [supporting] {m} für (conj prep) [supporting]
voor (prep adv conj) [earlier than in time] {m} vor (prep adv conj) [earlier than in time]

NL DE Vertalingen voor zichzelf

zichzelf selbst
zichzelf (o) [wederkerend vnw. - enk.] sich (o) [wederkerend vnw. - enk.]
zichzelf (o) [wederkerend voornaamwoord] sich (o) [wederkerend voornaamwoord]
zichzelf selber (sich)
zichzelf (o) [algemeen] sich selber (o) [algemeen]
zichzelf (o) [wederkerend vnw. - enk.] sich selbst (o) [wederkerend vnw. - enk.]
zichzelf (o) [wederkerend voornaamwoord] sich selbst (o) [wederkerend voornaamwoord]
zichzelf selber (sich)
zichzelf selbst (sich)
zichzelf selbst (sich)

NL DE Vertalingen voor uitmaken

uitmaken (v) [deel] darstellen (v) [deel]
uitmaken (v) [zekerheid] sicher sein (v) [zekerheid]