Woxikon / Woordenboek / Nederlands Duits / S / sich wandeln

NL DE Nederlands Duits vertalingen voor sich wandeln

Zoek woord sich wandeln heeft 2 resultaten
Ga naar
DE Duits NL Nederlands
sich wandeln (n v) [to become something different] zich aanpassen (n v) [to become something different]
sich wandeln (n v) [to become something different] veranderen (n v) [to become something different]

DE NL Vertalingen voor sich

sich (o) [Reflexivpronomen - sing.] zich (o) [Reflexivpronomen - sing.]
sich (o) [Reflexivpronomen - sing. - höflich] zich (o) [Reflexivpronomen - sing. - höflich]
sich (o) [Reflexivpronomen - pl. - höflich] zich (o) [Reflexivpronomen - pl. - höflich]
sich (o) [Reflexivpronomen] zich (o) [Reflexivpronomen]
sich (v) [Reflexivpronomen] zich (v) [Reflexivpronomen]
sich (v) [take action with respect to (someone or something)] behandelen (v) [take action with respect to (someone or something)]
sich (v n) [to pass from here to there; to transmit] verplaatsen (v n) [to pass from here to there; to transmit]
sich (v) [to hide (something)] wegrennen (v) [to hide (something)]
sich [allgemein] je [allgemein]
sich [allgemein] jij [allgemein]

DE NL Vertalingen voor wandeln

wandeln (n v) [to move without purpose or destination] zwerven (n v) [to move without purpose or destination]
wandeln (n v) [to move without purpose or destination] rondtrekken (n v) {n} [to move without purpose or destination]

Duits Nederlands vertalingen

DE Synoniemen voor sich wandeln NL Vertalingen
bessern [bereuen] (sich zijn leven beteren
entschuldigen [bereuen] verontschuldigen
bereuen [bereuen] spijt betuigen
verfluchen [bereuen] vervloeken
sich grämen [bereuen] zich opvreten
sich ändern [bereuen] zich aanpassen
sich bessern [bereuen] zijn leven beteren
sich finden [bereuen] terechtkomen
sich verbessern [bereuen] beteren
bleiben [zögern] blijven
bewegen [zögern] bewegen
warten [zögern] verzorgen
bedenken [zögern] herinneren
überlegen [zögern] (sich overleggen
schwanken [zögern] bijna omvallen
zweifeln [zögern] twijfelen
zögern [zögern] waggelen
bezweifeln [zögern] geen geloof hechten aan
stocken [zögern] blijven steken
zittern [zögern] beven