Zoek woord seinen Wohnsitz haben in heeft 6 resultaten
DE Duits NL Nederlands
seinen Wohnsitz haben in [allgemein] wonen in [allgemein]
seinen Wohnsitz haben in (v) [allgemein] wonen in (v) [allgemein]
seinen Wohnsitz haben in [allgemein] woonachtig zijn te [allgemein]
seinen Wohnsitz haben in (v) [allgemein] woonachtig zijn te (v) [allgemein]
seinen Wohnsitz haben in [allgemein] gehuisvest zijn in [allgemein]
DE Duits NL Nederlands
seinen Wohnsitz haben in (v) [allgemein] gehuisvest zijn in (v) [allgemein]

DE NL Vertalingen voor wohnsitz

Wohnsitz [Haus] {m} verblijf {n} [Haus]
Wohnsitz (n) [Haus] {m} verblijf (n) {n} [Haus]
Wohnsitz [Haus] {m} woning {f} [Haus]
Wohnsitz (n) [Haus] {m} woning (n) {f} [Haus]
Wohnsitz (n) [a place or house in which a person lives] {m} woning (n) {f} [a place or house in which a person lives]
Wohnsitz [Haus] {m} verblijfplaats {m} [Haus]
Wohnsitz (n) [Haus] {m} verblijfplaats (n) {m} [Haus]
Wohnsitz [Platz] {m} verblijfplaats {m} [Platz]
Wohnsitz (n) [Platz] {m} verblijfplaats (n) {m} [Platz]
Wohnsitz [allgemein] {m} verblijfplaats {m} [allgemein]

DE NL Vertalingen voor haben

haben (v) [Sache] hebben (v) [Sache]
haben (v) [Hilfsverb] hebben (v) [Hilfsverb]
haben (v) [allgemein] hebben (v) [allgemein]
haben (v n) [colloquial: understand] snappen (v n) [colloquial: understand]
haben (v n) [colloquial: understand] begrijpen (v n) [colloquial: understand]
haben (v n) [colloquial: understand] verstaan (v n) [colloquial: understand]
haben [allgemein] hebben [allgemein]

DE NL Vertalingen voor in

in (particle prep adv) [in the direction of, and arriving at] naar (particle prep adv) [in the direction of, and arriving at]
in (v) [to provoke someone to do wrong] verleiden (v) [to provoke someone to do wrong]
in [Nähe] bij {m} [Nähe]
in (o) [Nähe] bij (o) {m} [Nähe]
in [Nähe] op [Nähe]
in (o) [Nähe] op (o) [Nähe]
in (adj adv) [on fire] in vuur en vlam (adj adv) [on fire]
in [Nähe] aan [Nähe]
in (o) [Nähe] aan (o) [Nähe]
in [Mode] in [Mode]