Zoek woord schending van vertrouwen heeft 3 resultaten
Ga naar
NL Nederlands DE Duits
schending van vertrouwen (n) [verraad] {f} Treubruch (n) {m} [verraad]
schending van vertrouwen (n) [verraad] {f} Verrat (n) {m} [verraad]
schending van vertrouwen (n) [algemeen] {f} Vertrauensbruch (n) {m} [algemeen]

NL DE Vertalingen voor schending

schending (n) [rechten] {f} Übertretung (n) {f} [rechten]
schending (n) [wetten] {f} Übertretung (n) {f} [wetten]
schending (n) [heiligschennis] {f} Entwürdigung (n) {f} [heiligschennis]
schending (n) [rechten] {f} Delikt (n) {n} [rechten]
schending (n) [wetten] {f} Delikt (n) {n} [wetten]
schending (n) {f} Verstoß (n) {m}
schending (n) [rechten] {f} Verstoß (n) {m} [rechten]
schending (n) [wetten] {f} Verstoß (n) {m} [wetten]
schending (n) [act or instance of violating] {f} Verletzung (n) {f} [act or instance of violating]
schending (n) [rechten] {f} Straftat (n) {f} [rechten]

NL DE Vertalingen voor van

van (o) [algemeen] zu (o) [algemeen]
van (o) [algemeen] für (o) [algemeen]
van (prep) [with the separation, exclusion or differentiation of] vor (prep) [with the separation, exclusion or differentiation of]
van (v prep) [be the property of] gehören (v prep) [be the property of]
van (o) [boeken] durch (o) [boeken]
van (n) von (n)
van (o) [bezit] von (o) [bezit]
van (o) [boeken] von (o) [boeken]
van (o) [oorsprong] von (o) [oorsprong]
van (o) [plaats] von (o) [plaats]

NL DE Vertalingen voor vertrouwen

vertrouwen (n) {n} Vertrauen (n) {n}
vertrouwen (n v adj) [confidence in or reliance on some person or quality] {n} Vertrauen (n v adj) {n} [confidence in or reliance on some person or quality]
vertrouwen (n) [geloof] {n} Vertrauen (n) {n} [geloof]
vertrouwen (n) [geloof] {n} Glauben (n) {m} [geloof]
vertrouwen (n) [geloof] {n} Zuversicht (n) {f} [geloof]
vertrouwen (n) [feeling that something is true] {n} Glaube (n) {m} [feeling that something is true]
vertrouwen {n} anvertrauen
vertrouwen (n v adj) [To place confidence in] {n} vertrauen (n v adj) [To place confidence in]
vertrouwen (n) [gedrag] {n} Vertrauensseligkeit (n) {f} [gedrag]
vertrouwen (v) [geheim] {n} sich anvertrauen (v) [geheim]