Zoek woord onvoorbereid spreken heeft 3 resultaten
Ga naar
NL Nederlands DE Duits
onvoorbereid spreken (n) [toespraak] {n} Improvisation (n) {f} [toespraak]
onvoorbereid spreken (n) [toespraak] {n} Stegreifdarbietung (n) {f} [toespraak]
onvoorbereid spreken (v) [toespraak] {n} improvisieren (v) [toespraak]

NL DE Vertalingen voor onvoorbereid

onvoorbereid (o) [toespraak] auf Anhieb (o) [toespraak]
onvoorbereid (o) [toespraak] aus dem Stegreif (o) [toespraak]
onvoorbereid (o) [toespraak] aus der Hand (o) [toespraak]
onvoorbereid (a) [toespraak] improvisiert (a) [toespraak]
onvoorbereid (a) [toespraak] unvorbereitet (a) [toespraak]
onvoorbereid (adj) [without preparation] unvorbereitet (adj) [without preparation]
onvoorbereid (adj n adv) [unprepared] kalt (adj n adv) [unprepared]

NL DE Vertalingen voor spreken

spreken {n} unterhalten
spreken (n) [aktie] {n} Sprechen (n) {n} [aktie]
spreken (v) [woorden] {n} aussprechen (v) [woorden]
spreken (v) [toespraak] {n} eine Rede halten (v) [toespraak]
spreken (v) [toespraak] {n} einen Vortrag halten (v) [toespraak]
spreken (v) {n} sprechen (v)
spreken (v) [een gesprek voeren] {n} sprechen (v) [een gesprek voeren]
spreken (v) [taal] {n} sprechen (v) [taal]
spreken (v n) [to be able to communicate in a language] {n} sprechen (v n) [to be able to communicate in a language]
spreken (n v) [to communicate by speech] {n} sprechen (n v) [to communicate by speech]