Zoek woord ontslaan van een verplichting heeft eén resultaat
Ga naar
NL Nederlands DE Duits
ontslaan van een verplichting (v) [to set free] (v) entbinden (v) [to set free]

NL DE Vertalingen voor ontslaan

ontslaan (n v) [to terminate the employment of] {n} kündigen (n v) [to terminate the employment of]
ontslaan (v) [baan] {n} entlassen (v) [baan]
ontslaan (v) [patiënt] {n} entlassen (v) [patiënt]
ontslaan (v) [baan] {n} absetzen (v) [baan]
ontslaan (n) [beroep] {n} Absetzung (n) {f} [beroep]
ontslaan (n) [beroep] {n} Entlassung (n) {f} [beroep]
ontslaan (v) [baan] {n} vor die Tür setzen (v) [baan]
ontslaan (n v) [to terminate the employment of] {n} feuern (n v) [to terminate the employment of]

NL DE Vertalingen voor van

van (o) [algemeen] zu (o) [algemeen]
van (o) [algemeen] für (o) [algemeen]
van (prep) [with the separation, exclusion or differentiation of] vor (prep) [with the separation, exclusion or differentiation of]
van (v prep) [be the property of] gehören (v prep) [be the property of]
van (o) [boeken] durch (o) [boeken]
van (n) von (n)
van (o) [bezit] von (o) [bezit]
van (o) [boeken] von (o) [boeken]
van (o) [oorsprong] von (o) [oorsprong]
van (o) [plaats] von (o) [plaats]

NL DE Vertalingen voor een

een (n) {m} ein (n)
een (a) [algemeen] {m} ein (a) [algemeen]
een (a) [hoofdtelwoord] {m} ein (a) [hoofdtelwoord]
een (conj n prep) [indefinite article] {m} ein (conj n prep) [indefinite article]
een (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord] {m} ein (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord]
een (o) [onbepaald lidwoord] {m} ein (o) [onbepaald lidwoord]
een (n v) [to pay a compliment; to express a favorable opinion] {m} ein (n v) [to pay a compliment; to express a favorable opinion]
een (a) [algemeen] {m} eine (a) [algemeen]
een (o) [hoofdtelwoord] {m} eine (o) [hoofdtelwoord]
een (conj n prep) [indefinite article] {m} eine (conj n prep) [indefinite article]

NL DE Vertalingen voor verplichting

verplichting (n) [action, state of mind, or object one has an obligation to perform for another] {f} Verpflichtung (n) {f} [action, state of mind, or object one has an obligation to perform for another]
verplichting (n) [belofte] {f} Verpflichtung (n) {f} [belofte]
verplichting (n) [taak] {f} Verpflichtung (n) {f} [taak]
verplichting (n) [action, state of mind, or object one has an obligation to perform for another] {f} Schuld (n) {f} [action, state of mind, or object one has an obligation to perform for another]
verplichting (n) [action, state of mind, or object one has an obligation to perform for another] {f} Verbindlichkeit (n) {f} [action, state of mind, or object one has an obligation to perform for another]
verplichting (n) [promise or agreement to do something in the future] {f} Verbindlichkeit (n) {f} [promise or agreement to do something in the future]
verplichting (n) [promise or agreement to do something in the future] {f} Obligo (n) [promise or agreement to do something in the future]