Zoek woord iemand ziek maken heeft 4 resultaten
Ga naar
NL Nederlands DE Duits
iemand ziek maken (v) [woede] (informal) jemandem wird von etwas übel (v) [woede]
iemand ziek maken (v) [afschuw] (informal) jemanden anekeln (v) [afschuw]
iemand ziek maken (v) [afschuw] (informal) jemanden anwidern (v) [afschuw]
iemand ziek maken (v) [afschuw] (informal) jemanden mit Abscheu erfüllen (v) [afschuw]

NL DE Vertalingen voor iemand

iemand (o) [onbepaald vnw. - negatieve zinnen] einer (o) [onbepaald vnw. - negatieve zinnen]
iemand (o) [onbepaald vnw. - vragende zinnen] einer (o) [onbepaald vnw. - vragende zinnen]
iemand (o) [onbepaald vnw. - negatieve zinnen] irgendeiner (o) [onbepaald vnw. - negatieve zinnen]
iemand (o) [onbepaald vnw. - vragende zinnen] irgendeiner (o) [onbepaald vnw. - vragende zinnen]
iemand (o) [onbepaald vnw. - negatieve zinnen] irgendjemand (o) [onbepaald vnw. - negatieve zinnen]
iemand (o) [onbepaald vnw. - vragende zinnen] irgendjemand (o) [onbepaald vnw. - vragende zinnen]
iemand (n) jemand (n)
iemand (o) [onbepaald vnw. - negatieve zinnen] jemand (o) [onbepaald vnw. - negatieve zinnen]
iemand (o) [onbepaald vnw. - vragende zinnen] jemand (o) [onbepaald vnw. - vragende zinnen]
iemand (o) [onbepaald voornaamwoord - m.] jemand (o) [onbepaald voornaamwoord - m.]

NL DE Vertalingen voor ziek

ziek (a) [hart] angeschlagen (a) [hart]
ziek (a) [hart] angegriffen (a) [hart]
ziek (a) [geneeskunde] elend (a) [geneeskunde]
ziek (a) schlecht (a)
ziek (a) krank (a)
ziek (a) [geneeskunde] krank (a) [geneeskunde]
ziek (a) [geneeskunde] unwohl (a) [geneeskunde]

NL DE Vertalingen voor maken

maken (v adj) [to put into existence] schaffen (v adj) [to put into existence]
maken (v n) [cause to become] treiben (v n) [cause to become]
maken (v) [aktie] tun (v) [aktie]
maken (v) [aktie] machen (v) [aktie]
maken (v) [algemeen] machen (v) [algemeen]
maken (v) [winst] machen (v) [winst]
maken (v adj) [to put into existence] kreieren (v adj) [to put into existence]