Zoek woord geen grip op iets kunnen krijgen heeft 2 resultaten
Ga naar

NL DE Vertalingen voor geen

geen (a) [bepalend woord - enkelvoud] keines (a) [bepalend woord - enkelvoud]
geen (n) kein (n)
geen (a) [algemeen] kein (a) [algemeen]
geen (a) [bepalend woord - enkelvoud] kein (a) [bepalend woord - enkelvoud]
geen (o) [algemeen] keine (o) [algemeen]
geen (a) [bepalend woord - enkelvoud] keine (a) [bepalend woord - enkelvoud]
geen (a) [bepalend woord - meervoud] keine (a) [bepalend woord - meervoud]

NL DE Vertalingen voor grip

grip (v n) [A hold or way of holding, particularly with the hand] {m} Griff (v n) {m} [A hold or way of holding, particularly with the hand]
grip (n) [band] {m} Griff (n) {m} [band]
grip (v n) [grip] {m} Griff (v n) {m} [grip]
grip (n) [hand] {m} Griff (n) {m} [hand]
grip (n) [bergsport] {m} Halt (n) {m} [bergsport]
grip (n) [hand] {m} Halt (n) {m} [hand]

NL DE Vertalingen voor op

op (n v) [to spend or take a vacation] Urlaub (n v) {m} [to spend or take a vacation]
op (adv prep adj n v) [finished] beendet (adv prep adj n v) [finished]
op (adv prep adj n v) [awake] munter (adv prep adj n v) [awake]
op (adv prep adj n v) [finished] alle (adv prep adj n v) [finished]
op an
op (adv prep adj n v) [awake] auf (adv prep adj n v) [awake]
op (prep adv) [being above and in contact with another] auf (prep adv) [being above and in contact with another]
op (prep adv) [being directly supported by another] auf (prep adv) [being directly supported by another]
op (o) [dimensie] auf (o) [dimensie]
op (adv prep adj n v) [standing] auf (adv prep adj n v) [standing]

NL DE Vertalingen voor iets

iets (n) Ding (n) {n}
iets (o) [graad] leicht (o) [graad]
iets (o) [algemeen] etwas (o) [algemeen]
iets (o) [graad] etwas (o) [graad]
iets (pronoun adj adv v n) [unspecified object] etwas (pronoun adj adv v n) [unspecified object]
iets (o) [graad] ein bisschen (o) [graad]

NL DE Vertalingen voor kunnen

kunnen (v) [mogelijkheid] mögen (v) [mogelijkheid]
kunnen (v) [toestemming] dürfen (v) [toestemming]
kunnen (v) können (v)
kunnen (v) [have ability to] können (v) [have ability to]
kunnen (v) [hulpwerkwoord] können (v) [hulpwerkwoord]
kunnen (v n) [to be able] können (v n) [to be able]
kunnen (v) [toestemming] können (v) [toestemming]
kunnen (v) [have ability to] in der Lage sein (v) [have ability to]

NL DE Vertalingen voor krijgen

krijgen holen
krijgen anstecken (sich)
krijgen (v) bekommen (v)
krijgen (v) [geschenk] bekommen (v) [geschenk]
krijgen (v n) [receive] bekommen (v n) [receive]
krijgen (v) [geschenk] kriegen (v) [geschenk]
krijgen (v n) [receive] kriegen (v n) [receive]
krijgen zuziehen (sich)
krijgen (v) [dieren] werfen (v) [dieren]
krijgen (v) [kleur] annehmen (v) [kleur]