Zoek woord eine Ausnahme machen für heeft 6 resultaten
DE Duits NL Nederlands
eine Ausnahme machen für [allgemein] uitsluiten [allgemein]
eine Ausnahme machen für (v) [allgemein] uitsluiten (v) [allgemein]
eine Ausnahme machen für [allgemein] uitzonderen [allgemein]
eine Ausnahme machen für (v) [allgemein] uitzonderen (v) [allgemein]
eine Ausnahme machen für [allgemein] een uitzondering maken voor [allgemein]
DE Duits NL Nederlands
eine Ausnahme machen für (v) [allgemein] een uitzondering maken voor (v) [allgemein]

DE NL Vertalingen voor eine

eine [indefinites Determinativ] enig [indefinites Determinativ]
eine (a) [indefinites Determinativ] enig (a) [indefinites Determinativ]
eine [indefinites Determinativ] een zekere [indefinites Determinativ]
eine (a) [indefinites Determinativ] een zekere (a) [indefinites Determinativ]
eine [indefinites Determinativ] één of andere [indefinites Determinativ]
eine (a) [indefinites Determinativ] één of andere (a) [indefinites Determinativ]
eine [Kardinalzahl] een {m} [Kardinalzahl]
eine (o) [Kardinalzahl] een (o) {m} [Kardinalzahl]
eine [allgemein] een {m} [allgemein]
eine (a) [allgemein] een (a) {m} [allgemein]

DE NL Vertalingen voor ausnahme

Ausnahme (n v) [a qualification or exemption] {f} uitzondering (n v) {f} [a qualification or exemption]
Ausnahme (n) [act of excepting or excluding; exclusion] {f} uitzondering (n) {f} [act of excepting or excluding; exclusion]
Ausnahme [allgemein] {f} uitzondering {f} [allgemein]
Ausnahme (n) [allgemein] {f} uitzondering (n) {f} [allgemein]
Ausnahme (n) [that which is excepted or taken out from others] {f} uitzondering (n) {f} [that which is excepted or taken out from others]
Ausnahme [allgemein] {f} uitsluiting {f} [allgemein]
Ausnahme (n) [allgemein] {f} uitsluiting (n) {f} [allgemein]
Ausnahme (n v) [a qualification or exemption] {f} voorbehoud (n v) {n} [a qualification or exemption]

DE NL Vertalingen voor machen

machen (v) [bestimmt] doen (v) [bestimmt]
machen (v) [Akt] doen (v) [Akt]
machen [Bett] opmaken [Bett]
machen (v) [Bett] opmaken (v) [Bett]
machen [reparieren] herstellen {n} [reparieren]
machen (v) [reparieren] herstellen (v) {n} [reparieren]
machen [reparieren] repareren {n} [reparieren]
machen (v) [reparieren] repareren (v) {n} [reparieren]
machen (n v) [to do something] handelen (n v) [to do something]
machen [Akt] nemen [Akt]

DE NL Vertalingen voor für

für (n) [gerichtet] voor (n) {m} [gerichtet]
für (o) [Umtausch] voor (o) {m} [Umtausch]
für (o) [allgemein] voor (o) {m} [allgemein]
für (v) [repeal, annul, or declare void] annuleren (v) [repeal, annul, or declare void]
für (v) [repeal, annul, or declare void] herroepen (v) [repeal, annul, or declare void]
für [allgemein] van [allgemein]
für (o) [allgemein] van (o) [allgemein]
für [Umtausch] voor {m} [Umtausch]
für [allgemein] voor {m} [allgemein]
für (conj prep) [directed at, intended to belong to] voor (conj prep) {m} [directed at, intended to belong to]