überlegen (sich) vertaling - Nederlands Duits vertaling voor überlegen (sich)

Woxikon / Woordenboek / Nederlands Duits / überlegen (sich)

Zoek woord überlegen (sich) heeft 9 resultaten

Ga naar Duits » Nederlands

DE	Duits	NL	Nederlands
	überlegen (sich) [Entscheidung]		overwegen {n} [Entscheidung]
	überlegen (sich) [Vorschlag]		overwegen {n} [Vorschlag]
	überlegen (sich) [erwägen]		overwegen {n} [erwägen]
	überlegen (sich) [erwägen]		bedenken [erwägen]
	überlegen (sich) [Entscheidung]		zich beraden [Entscheidung]

DE	Duits	NL	Nederlands
	überlegen (sich) [Entscheidung]		zich bezinnen op [Entscheidung]
	überlegen (sich) [erwägen]		nadenken over [erwägen]
	überlegen (sich) [erwägen]		in overweging nemen [erwägen]
	überlegen (sich) [Vorschlag]		zich beraden over [Vorschlag]

DE NL Vertalingen voor überlegen

	überlegen (v) [Entscheidung] (sich) überlegt überlegst überlegen überlegtest überlegten überleg(e)		overwegen (v) {n} [Entscheidung] overwogen overweegt overwegen overwoog overwogen
	überlegen (v) [Vorschlag] (sich) überlegt überlegst überlegen überlegtest überlegten überleg(e)		overwegen (v) {n} [Vorschlag] overwogen overweegt overwegen overwoog overwogen
	überlegen (adj v) [consider carefully] (sich) überlegt überlegst überlegen überlegtest überlegten überleg(e)		overwegen (adj v) {n} [consider carefully] overwogen overweegt overwegen overwoog overwogen
	überlegen (v) [erwägen] (sich) überlegt überlegst überlegen überlegtest überlegten überleg(e)		overwegen (v) {n} [erwägen] overwogen overweegt overwegen overwoog overwogen
	überlegen (v) [think about seriously] (sich) überlegt überlegst überlegen überlegtest überlegten überleg(e)		overwegen (v) {n} [think about seriously] overwogen overweegt overwegen overwoog overwogen
	überlegen (v) [think of doing] (sich) überlegt überlegst überlegen überlegtest überlegten überleg(e)		overwegen (v) {n} [think of doing] overwogen overweegt overwegen overwoog overwogen
	überlegen (v) [think about seriously] (sich)		in acht nemen (v) [think about seriously]
	überlegen [Grenze] (sich)		superieur [Grenze]
	überlegen (a) [Grenze] (sich)		superieur (a) [Grenze]
	überlegen [Qualität] (sich)		superieur [Qualität]

DE NL Vertalingen voor sich

	sich (o) [Reflexivpronomen - sing.]		zich (o) [Reflexivpronomen - sing.]
	sich (o) [Reflexivpronomen - sing. - höflich]		zich (o) [Reflexivpronomen - sing. - höflich]
	sich (o) [Reflexivpronomen - pl. - höflich]		zich (o) [Reflexivpronomen - pl. - höflich]
	sich (o) [Reflexivpronomen]		zich (o) [Reflexivpronomen]
	sich (v) [Reflexivpronomen]		zich (v) [Reflexivpronomen]
	sich (v) [take action with respect to (someone or something)]		behandelen (v) [take action with respect to (someone or something)]
	sich (v n) [to pass from here to there; to transmit]		verplaatsen (v n) [to pass from here to there; to transmit]
	sich (v) [to hide (something)]		wegrennen (v) [to hide (something)]
	sich [allgemein]		je [allgemein]
	sich [allgemein]		jij [allgemein]