Zoek woord zich vasthouden heeft 3 resultaten
Ga naar
NL Nederlands SV Zweeds
zich vasthouden (v) [algemeen] hålla fast (v) [algemeen]
zich vasthouden (v) [algemeen] hänga sig fast (v) [algemeen]
zich vasthouden (v) [algemeen] klänga fast (v) [algemeen]

NL SV Vertalingen voor zich

zich (v) [survive; to do well enough] klara sig (v) [survive; to do well enough]
zich (v) [to seize power] tillskansa sig (v) [to seize power]
zich (n v) [put on clothes] ta på sig (n v) [put on clothes]
zich (v n) [make a firm decision] besluta (v n) [make a firm decision]
zich (o) [wederkerend vnw. - enk.] er (o) [wederkerend vnw. - enk.]
zich (o) [wederkerend vnw. - enk. - beleefd] er (o) [wederkerend vnw. - enk. - beleefd]
zich (o) [wederkerend voornaamwoord] er (o) [wederkerend voornaamwoord]
zich (o) [wederkerend voornaamwoord - mv.] er (o) [wederkerend voornaamwoord - mv.]
zich (o) [wederkerend voornaamwoord - mv. - beleefd] er (o) [wederkerend voornaamwoord - mv. - beleefd]
zich (o) [wederkerend vnw. - enk.] eder (o) [wederkerend vnw. - enk.]

NL SV Vertalingen voor vasthouden

vasthouden (v) [positie] hålla (v) [positie]
vasthouden (v) [tegenhouden] hålla (v) [tegenhouden]
vasthouden (v) [positie] hålla kvar (v) [positie]
vasthouden (v) [tegenhouden] hålla kvar (v) [tegenhouden]
vasthouden (v) [To hold, be attached, or devoted] hålla fast (v) [To hold, be attached, or devoted]
vasthouden (v) [vastgrijpen] krama (v) [vastgrijpen]
vasthouden (v) [vastgrijpen] gripa hårt (v) [vastgrijpen]
vasthouden (v) [vastgrijpen] hålla hårt (v) [vastgrijpen]
vasthouden (v) [vastgrijpen] omsluta (v) [vastgrijpen]