Zoek woord van haar heeft eén resultaat
Ga naar
NL Nederlands SV Zweeds
van haar (o) [bezittelijk vnw. - vr. enk.] hennes (o) [bezittelijk vnw. - vr. enk.]

NL SV Vertalingen voor van

van (o) [algemeen] för (o) [algemeen]
van (o) [algemeen] till (o) [algemeen]
van (o) [bezit] (o) [bezit]
van (o) [boeken] (o) [boeken]
van (o) [oorsprong] (o) [oorsprong]
van (o) [plaats] (o) [plaats]
van (o) [tijd] (o) [tijd]
van (o) [bezit] av (o) [bezit]
van (o) [boeken] av (o) [boeken]
van (o) [materiaal] av (o) [materiaal]

NL SV Vertalingen voor haar

haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.] {n} dess (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.]
haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.] {n} dess (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.]
haar (n) [algemeen] {n} hår (n) {n} [algemeen]
haar (n) [lichaam] {n} hår (n) {n} [lichaam]
haar (n) [algemeen] {n} hårstrå (n) {n} [algemeen]
haar (n) [lichaam] {n} hårstrå (n) {n} [lichaam]
haar (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] {n} dem (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.]
haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.] {n} hennes (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.]
haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.] {n} hennes (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.]
haar (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] {n} henne (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.]