Zoek woord het ga je goed heeft eén resultaat
Ga naar
NL Nederlands SV Zweeds
het ga je goed (v int) [good-bye] (v int) sköt om dig (v int) [good-bye] (v int)

NL SV Vertalingen voor het

het (article adv) [article] det (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] det (o) [bepaald lidwoord]
het (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] det (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.]
het (o) [persoonlijk vnw. - onderwerp] det (o) [persoonlijk vnw. - onderwerp]
het (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention] det (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention]
het (article adv) [used as an alternative to a possessive pronoun before body parts] det (article adv) [used as an alternative to a possessive pronoun before body parts]
het (article adv) [with a superlative] det (article adv) [with a superlative]
het (article adv) [with an adjectival noun, as in “the hungry” to mean “hungry people”] det (article adv) [with an adjectival noun, as in “the hungry” to mean “hungry people”]
het (article adv) [article] den (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] den (o) [bepaald lidwoord]

NL SV Vertalingen voor je

je (o) [algemeen] er (o) [algemeen]
je (pronoun determiner) [object pronoun: the group being addressed] er (pronoun determiner) [object pronoun: the group being addressed]
je (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.] er (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.]
je (o) [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.] er (o) [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.]
je (o) [persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.] er (o) [persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.]
je (o) [wederkerend vnw. - enk.] er (o) [wederkerend vnw. - enk.]
je (o) [wederkerend voornaamwoord - mv.] er (o) [wederkerend voornaamwoord - mv.]
je (pronoun) [belonging to you (singular; one owner)] din (pronoun) [belonging to you (singular; one owner)]
je (a) [bez. bijv. nw. - mv. - één pers.] din (a) [bez. bijv. nw. - mv. - één pers.]
je (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.] din (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.]

NL SV Vertalingen voor goed

goed (o) [interjectie] {n} nåväl (o) [interjectie]
goed (o) [interjectie] {n} nåja (o) [interjectie]
goed (a) [weer] {n} klar (a) [weer]
goed (o) [algemeen] {n} väl (o) [algemeen]
goed (o) [manier] {n} väl (o) [manier]
goed (o) [graad] {n} väl (o) [graad]
goed (a) [gedrag] {n} vänlig (a) [gedrag]
goed (a) [welwillend] {n} vänlig (a) [welwillend]
goed (a) [algemeen] {n} vacker (a) [algemeen]
goed (a) [bekwaamheid] {n} vacker (a) [bekwaamheid]