Zoek woord sluiten heeft 42 resultaten
NL Nederlands PT Portugees
sluiten (v) [fabriek] {n} fechar as portas (v) [fabriek]
sluiten (v) [fabriek] {n} concluir (v) [fabriek]
sluiten (v) [overeenkomst] {n} concluir (v) [overeenkomst]
sluiten (v n adj) [put an end to] {n} concluir (v n adj) [put an end to]
sluiten (v) [subject] {n} concluir (v) [subject]
NL Nederlands PT Portugees
sluiten (v) [vergadering] {n} concluir (v) [vergadering]
sluiten (v) [deur] {n} trancar (v) [deur]
sluiten (v) [fabriek] {n} trancar (v) [fabriek]
sluiten (v) [subject] {n} trancar (v) [subject]
sluiten (v) [vergadering] {n} trancar (v) [vergadering]
sluiten (v) [deur] {n} fechar as portas (v) [deur]
sluiten (v) [deur] {n} concluir (v) [deur]
sluiten (v) [subject] {n} fechar as portas (v) [subject]
sluiten (v) [vergadering] {n} fechar as portas (v) [vergadering]
sluiten (v) [deur] {n} encerrar (v) [deur]
sluiten (v) [fabriek] {n} encerrar (v) [fabriek]
sluiten (v n adj) [put an end to] {n} encerrar (v n adj) [put an end to]
sluiten (v) [subject] {n} encerrar (v) [subject]
sluiten (v) [vergadering] {n} encerrar (v) [vergadering]
sluiten (n) [aktie] {n} fechamento (n) {m} [aktie]
sluiten (v n adj) [move (a door)] {n} cerrar (v n adj) [move (a door)]
sluiten (v) [deur] {n} fechar (v) [deur]
sluiten (v) [deur] {n} terminar (v) [deur]
sluiten (v) [fabriek] {n} terminar (v) [fabriek]
sluiten (v n adj) [put an end to] {n} terminar (v n adj) [put an end to]
sluiten (v) [subject] {n} terminar (v) [subject]
sluiten (v) [vergadering] {n} terminar (v) [vergadering]
sluiten (v) [deur] {n} acabar (v) [deur]
sluiten (v) [fabriek] {n} acabar (v) [fabriek]
sluiten (v) [subject] {n} acabar (v) [subject]
sluiten (v) [vergadering] {n} acabar (v) [vergadering]
sluiten (v) [bedrijf] {n} fechar (v) [bedrijf]
sluiten (v) [bedrijf] {n} liquidar (v) [bedrijf]
sluiten (v) [fabriek] {n} fechar (v) [fabriek]
sluiten (v n adj) [move (a door)] {n} fechar (v n adj) [move (a door)]
sluiten (v) [overeenkomst] {n} fechar (v) [overeenkomst]
sluiten (v n adj) [put an end to] {n} fechar (v n adj) [put an end to]
sluiten (v) [subject] {n} fechar (v) [subject]
sluiten (v n) [to close] {n} fechar (v n) [to close]
sluiten (v n) [to close curtains etc.] {n} fechar (v n) [to close curtains etc.]
sluiten (v) [vergadering] {n} fechar (v) [vergadering]
sluiten (v) [contract] {n} concluir (v) [contract]
NL Synoniemen voor sluiten PT Vertalingen
dichtklappen [afgrendelen] toemaak
beëindigen [afbouwen] stop
opheffen [afbouwen] n oplig