Zoek woord gebruiken heeft 61 resultaten
NL Nederlands PT Portugees
gebruiken (v) [uitoefenen] utilizar (v) [uitoefenen]
gebruiken (v) [aanwenden] exercer (v) [aanwenden]
gebruiken (v) [invloed] exercer (v) [invloed]
gebruiken (v) [materiaal] exercer (v) [materiaal]
gebruiken (v) [toepassen] exercer (v) [toepassen]
NL Nederlands PT Portugees
gebruiken (v) [uitoefenen] exercer (v) [uitoefenen]
gebruiken (v) [aanwenden] colocar em uso (v) [aanwenden]
gebruiken (v) [invloed] colocar em uso (v) [invloed]
gebruiken (v) [materiaal] colocar em uso (v) [materiaal]
gebruiken (v) [toepassen] colocar em uso (v) [toepassen]
gebruiken (v) [uitoefenen] colocar em uso (v) [uitoefenen]
gebruiken (v) [aanwenden] utilizar (v) [aanwenden]
gebruiken (n v) [employ, apply] utilizar (n v) [employ, apply]
gebruiken (v) [invloed] utilizar (v) [invloed]
gebruiken (v) [materiaal] utilizar (v) [materiaal]
gebruiken (v) [toepassen] utilizar (v) [toepassen]
gebruiken (v) [uitoefenen] exercitar (v) [uitoefenen]
gebruiken (v) [aanwenden] fazer uso de (v) [aanwenden]
gebruiken (v) [invloed] fazer uso de (v) [invloed]
gebruiken (v) [materiaal] fazer uso de (v) [materiaal]
gebruiken (v) [toepassen] fazer uso de (v) [toepassen]
gebruiken (v) [uitoefenen] fazer uso de (v) [uitoefenen]
gebruiken (v) [aanwenden] consumir (v) [aanwenden]
gebruiken (v) [benzine] consumir (v) [benzine]
gebruiken (v) [invloed] consumir (v) [invloed]
gebruiken (v) [materiaal] consumir (v) [materiaal]
gebruiken (v) [toepassen] consumir (v) [toepassen]
gebruiken (v) [uitoefenen] consumir (v) [uitoefenen]
gebruiken (v) [persoon] tirar vantagem de (v) [persoon]
gebruiken (v) [persoon] aproveitar-se de (v) [persoon]
gebruiken (v) [persoon] abusar (v) [persoon]
gebruiken (n adj v) [frequent repetition of the same act] costume (n adj v) {m} [frequent repetition of the same act]
gebruiken (v) [aanwenden] gastar (v) [aanwenden]
gebruiken (v) [benzine] gastar (v) [benzine]
gebruiken (v) [invloed] gastar (v) [invloed]
gebruiken (v) [materiaal] gastar (v) [materiaal]
gebruiken (v) [toepassen] gastar (v) [toepassen]
gebruiken (v) [uitoefenen] gastar (v) [uitoefenen]
gebruiken (v) [aanwenden] usar (v) [aanwenden]
gebruiken (n v) [employ, apply] usar (n v) [employ, apply]
gebruiken (v) [invloed] usar (v) [invloed]
gebruiken (v) [materiaal] usar (v) [materiaal]
gebruiken (v) [persoon] usar (v) [persoon]
gebruiken (v) [toepassen] usar (v) [toepassen]
gebruiken (v) [uitoefenen] usar (v) [uitoefenen]
gebruiken (n adj v) [frequent repetition of the same act] hábito (n adj v) {m} [frequent repetition of the same act]
gebruiken (v) [persoon] explorar (v) [persoon]
gebruiken (v) [aanwenden] empregar (v) [aanwenden]
gebruiken (v) [invloed] empregar (v) [invloed]
gebruiken (v) [materiaal] empregar (v) [materiaal]
gebruiken (v) [toepassen] empregar (v) [toepassen]
gebruiken (v) [uitoefenen] empregar (v) [uitoefenen]
gebruiken (v) [aanwenden] aplicar (v) [aanwenden]
gebruiken (v) [invloed] aplicar (v) [invloed]
gebruiken (v) [materiaal] aplicar (v) [materiaal]
gebruiken (v) [toepassen] aplicar (v) [toepassen]
gebruiken (v) [uitoefenen] aplicar (v) [uitoefenen]
gebruiken (v) [aanwenden] exercitar (v) [aanwenden]
gebruiken (v) [invloed] exercitar (v) [invloed]
gebruiken (v) [materiaal] exercitar (v) [materiaal]
gebruiken (v) [toepassen] exercitar (v) [toepassen]