Zoek woord controlar heeft 22 resultaten
PT Portugees NL Nederlands
controlar (v n) [to exercise influence over; to suggest or dictate the behavior of] besturen (v n) [to exercise influence over; to suggest or dictate the behavior of]
controlar (n v) [to moderate or control] matigen (n v) [to moderate or control]
controlar (v) [regra] toezicht uitoefenen op (v) [regra]
controlar (v) [influência] toezicht uitoefenen op (v) [influência]
controlar (v) [empresa] toezicht uitoefenen op (v) [empresa]
PT Portugees NL Nederlands
controlar (v) [regra] controleren (v) {n} [regra]
controlar (v) [influência] controleren (v) {n} [influência]
controlar (v) [empresa] controleren (v) {n} [empresa]
controlar (v) [controle] binnen de perken houden (v) [controle]
controlar (v) [controle] laag houden (v) [controle]
controlar (v) [controle] omlaag houden (v) [controle]
controlar (v) [empresa] leiden (v) {n} [empresa]
controlar (v) [sentimento] bedwingen (v) [sentimento]
controlar (v) [manter sob controle] bedwingen (v) [manter sob controle]
controlar (v) [manter sob controle] in toom houden (v) [manter sob controle]
controlar (v) [manter sob controle] in bedwang houden (v) [manter sob controle]
controlar (v n) [to exercise influence over; to suggest or dictate the behavior of] beheersen (v n) [to exercise influence over; to suggest or dictate the behavior of]
controlar (v) [sentimento] beheersen (v) [sentimento]
controlar (v) [manter sob controle] beteugelen (v) [manter sob controle]
controlar (v) [escolas - universidades] surveilleren (v) [escolas - universidades]
controlar (v) [regra] leiden (v) {n} [regra]
controlar (v) [influência] leiden (v) {n} [influência]

Portugees Nederlands vertalingen

PT Synoniemen voor controlar NL Vertalingen
conduzir [empresa] hajt
comandar [empresa] diktál (n v)
dirigir [empresa] vezet
reinar [preponderar] uralkodik (n v)
governar [preponderar] uralkodik (n v)
conter [preponderar] tartalmaz (v)
subjugar [preponderar] leigáz (v)
deter [conter] őrizetbe vesz (v)
parar [conter] beszüntet (v)
reprimir [sentimento] elfojt (n v)
sufocar [sentimento] megfojt (v n)