Zoek woord van haar heeft 3 resultaten
Ga naar
NL Nederlands FR Frans
van haar [bezittelijk vnw. - vr. enk.] le sien [bezittelijk vnw. - vr. enk.]
van haar [bezittelijk vnw. - vr. enk.] la sienne [bezittelijk vnw. - vr. enk.]
van haar [bezittelijk vnw. - vr. enk.] à elle [bezittelijk vnw. - vr. enk.]

NL FR Vertalingen voor van

van de
van [algemeen] de [algemeen]
van [bezit] de [bezit]
van [boeken] de [boeken]
van [oorsprong] de [oorsprong]
van [plaats] de [plaats]
van [tijd] de [tijd]
van (prep) [with the separation, exclusion or differentiation of] de (prep) [with the separation, exclusion or differentiation of]
van (prep) [with the source or provenance of or at] de (prep) [with the source or provenance of or at]
van (prep) [with the source or provenance of or at] sur (prep) [with the source or provenance of or at]

NL FR Vertalingen voor haar

haar [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] {n} la [persoonlijk vnw. - lijdend vw.]
haar [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] {n} les [persoonlijk vnw. - lijdend vw.]
haar [algemeen] {n} poil {m} [algemeen]
haar [lichaam] {n} poil {m} [lichaam]
haar [persoonlijk vnw. - meewerkend vw.] {n} lui [persoonlijk vnw. - meewerkend vw.]
haar {n} son {m}
haar [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.] {n} son {m} [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.]
haar [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.] {n} son {m} [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.]
haar [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.] {n} son {m} [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.]
haar {n} cheveux