Zoek woord uitzetten heeft 24 resultaten
NL Nederlands FR Frans
uitzetten [persoon] vider [persoon]
uitzetten (v) [to expel] évincer (v) [to expel]
uitzetten [persoon] projeter [persoon]
uitzetten (v) [to remove a person from one state to another by legal process] extrader (v) [to remove a person from one state to another by legal process]
uitzetten [rechten] mettre à la porte [rechten]
NL Nederlands FR Frans
uitzetten [persoon] mettre à la porte [persoon]
uitzetten (v) [to evict, especially from a country] déporter (v) [to evict, especially from a country]
uitzetten [rechten] déporter [rechten]
uitzetten [persoon] déporter [persoon]
uitzetten [fysica] se dilater [fysica]
uitzetten (v) [To become wider or larger; to expand] se dilater (v) [To become wider or larger; to expand]
uitzetten (v) [to explain] expliquer (v) [to explain]
uitzetten [persoon] renvoyer [persoon]
uitzetten [persoon] flanquer à la porte [persoon]
uitzetten (v) [to expel] expulser (v) [to expel]
uitzetten [rechten] expulser [rechten]
uitzetten [persoon] expulser [persoon]
uitzetten [algemeen] expulser [algemeen]
uitzetten [persoon] balancer [persoon]
uitzetten (v) [turn switch to off position] éteindre (v) [turn switch to off position]
uitzetten (v) [switch off appliance or light] éteindre (v) [switch off appliance or light]
uitzetten [persoon] chasser [persoon]
uitzetten [algemeen] chasser [algemeen]
uitzetten [persoon] jeter [persoon]