NL FR Nederlands Frans vertalingen voor uitkijken naar
Zoek woord uitkijken naar heeft 19 resultaten
Ga naar Nederlands » Frans
NL | Nederlands | FR | Frans | |
---|---|---|---|---|
uitkijken naar [algemeen] | prendre garde à [algemeen] | |||
uitkijken naar [verwachting] | se réjouir à la perspective de [verwachting] | |||
uitkijken naar [verwachting] | attendre avec impatience [verwachting] | |||
uitkijken naar [blik] | être à la recherche de [blik] | |||
uitkijken naar [algemeen] | être à la recherche de [algemeen] |
NL | Nederlands | FR | Frans | |
---|---|---|---|---|
uitkijken naar [blik] | être aux aguets pour [blik] | |||
uitkijken naar [algemeen] | être aux aguets pour [algemeen] | |||
uitkijken naar [blik] | essayer de trouver [blik] | |||
uitkijken naar [algemeen] | essayer de trouver [algemeen] | |||
uitkijken naar [blik] | prendre garde à [blik] | |||
uitkijken naar [algemeen] | chercher [algemeen] | |||
uitkijken naar [algemeen] | aller à la recherche de [algemeen] | |||
uitkijken naar [algemeen] | fureter pour [algemeen] | |||
uitkijken naar [algemeen] | fouiller pour [algemeen] | |||
uitkijken naar [algemeen] | fourrager pour [algemeen] | |||
uitkijken naar [blik] | faire attention à [blik] | |||
uitkijken naar [algemeen] | faire attention à [algemeen] | |||
uitkijken naar [gelegenheid] | attendre [gelegenheid] | |||
uitkijken naar [blik] | chercher [blik] |
NL FR Vertalingen voor uitkijken
uitkijken (n v) [to be wary] | prendre garde (n v) [to be wary] | |||
uitkijken (n v) [to be wary] | faire attention (n v) [to be wary] | |||
uitkijken [voorzichtig zijn] | faire attention [voorzichtig zijn] | |||
uitkijken (n v) [to be wary] | faire gaffe (n v) [to be wary] (n v) |
NL FR Vertalingen voor naar
naar [gevoelens] | désagréable [gevoelens] | |||
naar [ruiken] | désagréable [ruiken] | |||
naar [gevoelens] | déplaisant [gevoelens] | |||
naar [ruiken] | déplaisant [ruiken] | |||
naar [gevoelens] | horrible [gevoelens] | |||
naar [ruiken] | horrible [ruiken] | |||
naar [richting] | sur [richting] | |||
naar [geneeskunde] | souffrant [geneeskunde] | |||
naar | tendre l'oreille | |||
naar | écouter |