Woxikon / Woordenboek / Nederlands Frans / S / sluiten

NL FR Nederlands Frans vertalingen voor sluiten

Zoek woord sluiten heeft 54 resultaten
Ga naar Nederlands » Frans
NL Nederlands FR Frans
sluiten [deur] {n} se fermer [deur]
sluiten (v n adj) [put an end to] {n} mettre fin à (v n adj) [put an end to]
sluiten [subject] {n} mettre fin à [subject]
sluiten [vergadering] {n} mettre fin à [vergadering]
sluiten [deur] {n} clore [deur]
NL Nederlands FR Frans
sluiten [fabriek] {n} clore [fabriek]
sluiten (v n adj) [put an end to] {n} clore (v n adj) [put an end to]
sluiten [subject] {n} clore [subject]
sluiten [vergadering] {n} clore [vergadering]
sluiten [deur] {n} fermer à clef [deur]
sluiten [fabriek] {n} fermer à clef [fabriek]
sluiten [subject] {n} fermer à clef [subject]
sluiten [vergadering] {n} fermer à clef [vergadering]
sluiten [aktie] {n} fermeture {f} [aktie]
sluiten [fabriek] {n} mettre fin à [fabriek]
sluiten [fabriek] {n} se fermer [fabriek]
sluiten [subject] {n} se fermer [subject]
sluiten [vergadering] {n} se fermer [vergadering]
sluiten [deur] {n} fermer ses portes [deur]
sluiten [fabriek] {n} fermer ses portes [fabriek]
sluiten [subject] {n} fermer ses portes [subject]
sluiten [vergadering] {n} fermer ses portes [vergadering]
sluiten [deur] {n} fermer définitivement [deur]
sluiten [fabriek] {n} fermer définitivement [fabriek]
sluiten [subject] {n} fermer définitivement [subject]
sluiten [vergadering] {n} fermer définitivement [vergadering]
sluiten [bedrijf] {n} fermer boutique [bedrijf]
sluiten [vergadering] {n} terminer [vergadering]
sluiten {n} fermer
sluiten [bedrijf] {n} fermer [bedrijf]
sluiten [deur] {n} fermer [deur]
sluiten [fabriek] {n} fermer [fabriek]
sluiten (v n adj) [move (a door)] {n} fermer (v n adj) [move (a door)]
sluiten [subject] {n} fermer [subject]
sluiten (v n) [to close] {n} fermer (v n) [to close]
sluiten [vergadering] {n} fermer [vergadering]
sluiten (v n adj) [put an end to] {n} finir (v n adj) [put an end to]
sluiten [deur] {n} terminer [deur]
sluiten [fabriek] {n} terminer [fabriek]
sluiten (v n adj) [put an end to] {n} terminer (v n adj) [put an end to]
sluiten [subject] {n} terminer [subject]
sluiten [bedrijf] {n} liquider [bedrijf]
sluiten [contract] {n} conclure [contract]
sluiten [deur] {n} conclure [deur]
sluiten [fabriek] {n} conclure [fabriek]
sluiten [overeenkomst] {n} conclure [overeenkomst]
sluiten (v n adj) [put an end to] {n} conclure (v n adj) [put an end to]
sluiten [subject] {n} conclure [subject]
sluiten [vergadering] {n} conclure [vergadering]
sluiten [deur] {n} achever [deur]
sluiten [fabriek] {n} achever [fabriek]
sluiten [subject] {n} achever [subject]
sluiten [vergadering] {n} achever [vergadering]
sluiten [deur] {n} mettre fin à [deur]
NL Synoniemen voor sluiten FR Vertalingen
kloppen [uitkomen] n palpitar
overeenkomen [juist zijn] n llevarse bien con
dichtdraaien [afgrendelen] cerrar
dichtklappen [afgrendelen] cerrar
dichtknijpen [afgrendelen] apretar
dichtmaken [afgrendelen] cerrarse
dichtslaan [afgrendelen] cerrarse de golpe
dichtdoen [afgrendelen] cerrar
dichtgaan [sluiten] terminar
uitkomen [kloppen] resular (v)
opsluiten [opbergen] encerrar
wegbergen [opbergen] almacenar
wegsluiten [opbergen] remover
buitensluiten [buitenhouden] excluir
uitsluiten [buitenhouden] exceptuar
aansluiten [aaneensluiten] conectar
aangaan [aangaan] hacerse cargo de
eindigen [aflopen] n finir
annuleren [afbouwen] cancelar
beëindigen [afbouwen] acabar