Zoek woord uitbreiden heeft 31 resultaten
NL Nederlands ES Spaans
uitbreiden (v) [grootte] dilatar (v) [grootte]
uitbreiden (v) [improve something by adding features] realzar (v) [improve something by adding features]
uitbreiden (v) [kennis] ensanchar (v) [kennis]
uitbreiden (v) [grootte] ensanchar (v) [grootte]
uitbreiden (v) [algemeen] ensanchar (v) [algemeen]
NL Nederlands ES Spaans
uitbreiden (v) [vergroten] amplificar (v) [vergroten]
uitbreiden (v) [kennis] amplificar (v) [kennis]
uitbreiden (v) [grootte] amplificar (v) [grootte]
uitbreiden (v) [algemeen] amplificar (v) [algemeen]
uitbreiden (v) [vergroten] extender (v) [vergroten]
uitbreiden (n) [to stretch out, expand] extender (n) [to stretch out, expand]
uitbreiden (v) [to increase in extent] extender (v) [to increase in extent]
uitbreiden (v) [kennis] extender (v) [kennis]
uitbreiden (v) [grootte] extender (v) [grootte]
uitbreiden (v) [algemeen] extender (v) [algemeen]
uitbreiden (v) [kennis] dilatar (v) [kennis]
uitbreiden (v) [algemeen] aumentar (v) [algemeen]
uitbreiden (v) [algemeen] dilatar (v) [algemeen]
uitbreiden (v) [vergroten] agrandar (v) [vergroten]
uitbreiden (v) [kennis] agrandar (v) [kennis]
uitbreiden (v) [grootte] agrandar (v) [grootte]
uitbreiden (v) [algemeen] agrandar (v) [algemeen]
uitbreiden (v) [vergroten] ampliar (v) [vergroten]
uitbreiden (v) [to increase in extent] ampliar (v) [to increase in extent]
uitbreiden (v) [kennis] ampliar (v) [kennis]
uitbreiden (v) [grootte] ampliar (v) [grootte]
uitbreiden (v) [algemeen] ampliar (v) [algemeen]
uitbreiden (v) [(transitive) to change from a smaller form/size to a larger one] ampliar (v) [(transitive) to change from a smaller form/size to a larger one]
uitbreiden (v) [vergroten] aumentar (v) [vergroten]
uitbreiden (v) [kennis] aumentar (v) [kennis]
uitbreiden (v) [augment or make something greater] aumentar (v) [augment or make something greater]
NL Synoniemen voor uitbreiden ES Vertalingen
vergroten [uitleggen] 広がる (n)
uitwerken [ontwikkelen] たくらむ (v)
vermeerderen [uitbouwen] 上昇 (n v)
uitstrekken [openslaan] 開く (n)