Woxikon / Woordenboek / Nederlands Duits / Z / zum Abschluss bringen

NL DE Nederlands Duits vertalingen voor zum Abschluss bringen

Zoek woord zum Abschluss bringen heeft 5 resultaten
Ga naar
DE Duits NL Nederlands
zum Abschluss bringen (v) [To finish off a task completely] afronden (v) {n} [To finish off a task completely]
zum Abschluss bringen [Übereinkunft] sluiten {n} [Übereinkunft]
zum Abschluss bringen (v) [Übereinkunft] sluiten (v) {n} [Übereinkunft]
zum Abschluss bringen [Übereinkunft] beklinken [Übereinkunft]
zum Abschluss bringen (v) [Übereinkunft] beklinken (v) [Übereinkunft]

DE NL Vertalingen voor abschluss

Abschluss (n) [Wirtschaft] {m} afsluiting (n) [Wirtschaft]
Abschluss (n) {m} afsluiting (n)
Abschluss [Tätigkeit] {m} ophouden {n} [Tätigkeit]
Abschluss (n) [Tätigkeit] {m} ophouden (n) {n} [Tätigkeit]
Abschluss [Ablauf] {m} afloop {m} [Ablauf]
Abschluss (n) [Ablauf] {m} afloop (n) {m} [Ablauf]
Abschluss [Ablauf] {m} expiratie {f} [Ablauf]
Abschluss (n) [Ablauf] {m} expiratie (n) {f} [Ablauf]
Abschluss [Schluss] {m} besluit {n} [Schluss]
Abschluss (n) [Schluss] {m} besluit (n) {n} [Schluss]

DE NL Vertalingen voor bringen

bringen (v) [etwas Neues erschaffen] brengen (v) [etwas Neues erschaffen]
bringen (v) brengen (v)
bringen (v) [Gegenstände] brengen (v) [Gegenstände]
bringen (v) [Person] brengen (v) [Person]
bringen [Gegenstände] brengen [Gegenstände]
bringen [Person] brengen [Person]
bringen (v) [to transport toward somebody/somewhere] brengen (v) [to transport toward somebody/somewhere]
bringen [Gegenstände] meebrengen [Gegenstände]
bringen (v) [Gegenstände] meebrengen (v) [Gegenstände]
bringen [Person] meebrengen [Person]

Duits Nederlands vertalingen

DE Synoniemen voor zum abschluss bringen NL Vertalingen
schließen [abschließen] afsluiten
enden [abschließen] een eind maken aan
entscheiden [abschließen] (sich besluiten
beenden [abschließen] afronden {n}
erweitern [abschließen] groter maken
durchführen [abschließen] verrichten
ergänzen [abschließen] invullen
aufgeben [abschließen] verlaten {n}
realisieren [abschließen] realiseren
ausscheiden [abschließen] uitschakelen
abtreten [abschließen] afstaan
beschließen [abschließen] een keuze maken
ablegen [abschließen] afvaren
bewältigen [abschließen] meesteren
zustimmen [abschließen] goedkeuren
verrichten [abschließen] uitvoeren {n}
abbrechen [abschließen] afknakken
blockieren [abschließen] blokkeren {n}
krönen [abschließen] kronen
sperren [abschließen] schorsen