Zoek woord weer goedmaken heeft eén resultaat
Ga naar
| weer (o) [opnieuw] {n} | | abermals (o) [opnieuw] | |
| weer (adv prep) [another time] {n} | | noch einmal (adv prep) [another time] | |
| weer (o) [nog eens] {n} | | noch einmal (o) [nog eens] | |
| weer (o) [nog eens] {n} | | nochmals (o) [nog eens] | |
| weer (o) [opnieuw] {n} | | von neuem (o) [opnieuw] | |
| weer (adv prep) [another time] {n} | | wieder (adv prep) [another time] | |
| weer (adv prep) [back to a former place or state] {n} | | wieder (adv prep) [back to a former place or state] | |
| weer (o) [nog eens] {n} | | wieder (o) [nog eens] | |
| weer (o) [opnieuw] {n} | | wieder (o) [opnieuw] | |
| weer (n) [action of protecting from attack] {n} | | Verteidigung (n) {f} [action of protecting from attack] | |
| goedmaken (v) [compenseren] - goedgemaakt
- maakt goed
- maken goed
- maakte goed
- maakten goed
| | entgelten (v) [compenseren] - entgolten
- entgiltst
- entgelten
- entgalten
- entgaltest
- entgilt
| |
| goedmaken (v) [compenseren] - goedgemaakt
- maakt goed
- maken goed
- maakte goed
- maakten goed
| | gutmachen (v) [compenseren] - gutgemacht
- machen gut
- machst gut
- machtest gut
- machten gut
- mach(e) gut
| |
| goedmaken (v) [verzoenen] - goedgemaakt
- maakt goed
- maken goed
- maakte goed
- maakten goed
| | gutmachen (v) [verzoenen] - gutgemacht
- machen gut
- machst gut
- machtest gut
- machten gut
- mach(e) gut
| |
| goedmaken (v) [onrechtvaardigheid] - goedgemaakt
- maakt goed
- maken goed
- maakte goed
- maakten goed
| | beseitigen (v) [onrechtvaardigheid] - beseitigt
- beseitigen
- beseitigst
- beseitigtest
- beseitigten
- beseitig(e)
| |
| goedmaken (v) [onrechtvaardigheid] | | wieder gutmachen (v) [onrechtvaardigheid] | |
| goedmaken (v) [verzoenen] | | wieder gutmachen (v) [verzoenen] | |
| goedmaken (v) [onrechtvaardigheid] - goedgemaakt
- maakt goed
- maken goed
- maakte goed
- maakten goed
| | wiederherstellen (v) [onrechtvaardigheid] - wiederhergestellt
- stellen wiederher
- stellst wiederher
- stelltest wiederher
- stellten wiederher
- stell(e) wiederher
| |