Zoek woord voor het ogenblik heeft 7 resultaten
NL Nederlands DE Duits
voor het ogenblik (o) [tijd] momentan (o) [tijd]
voor het ogenblik (o) [tijd] vorübergehend (o) [tijd]
voor het ogenblik (o) [tijd] derzeit (o) [tijd]
voor het ogenblik (o) [tijd] zurzeit (o) [tijd]
voor het ogenblik (o) [tijd] im Augenblick (o) [tijd]
NL Nederlands DE Duits
voor het ogenblik (o) [tijd] provisorisch (o) [tijd]
voor het ogenblik (o) [tijd] vorläufig (o) [tijd]

NL DE Vertalingen voor voor

voor (n adj v) [schedule] {m} planen (n adj v) [schedule]
voor (o) [algemeen] {m} zu (o) [algemeen]
voor (particle prep adv) [used to indicate purpose] {m} auf (particle prep adv) [used to indicate purpose]
voor (o) [tijd] {m} bis (o) [tijd]
voor (n) {m} für (n)
voor (o) [algemeen] {m} für (o) [algemeen]
voor (conj prep) [directed at, intended to belong to] {m} für (conj prep) [directed at, intended to belong to]
voor (o) [ruil] {m} für (o) [ruil]
voor (conj prep) [supporting] {m} für (conj prep) [supporting]
voor (prep adv conj) [earlier than in time] {m} vor (prep adv conj) [earlier than in time]

NL DE Vertalingen voor het

het (n v abbr) [work, suffice] reichen (n v abbr) [work, suffice]
het (article adv) [article] das (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] das (o) [bepaald lidwoord]
het (article adv) [article] der (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] der (o) [bepaald lidwoord]
het (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention] der (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention]
het (article adv) [used with the name of a member of a class to refer to all things in that class] der (article adv) [used with the name of a member of a class to refer to all things in that class]
het (article adv) [with a superlative] der (article adv) [with a superlative]
het (article adv) [article] die (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] die (o) [bepaald lidwoord]

NL DE Vertalingen voor ogenblik

ogenblik (n) {n} Augenblick (n) {m}
ogenblik (n) [periode] {n} Augenblick (n) {m} [periode]
ogenblik (n) [tijd] {n} Augenblick (n) {m} [tijd]
ogenblik (n) [tijd] {n} Moment (n) {m} [tijd]
ogenblik {n} Zeitpunkt {m} (m)