Woxikon / Woordenboek / Nederlands Duits / V / verhindern

NL DE Nederlands Duits vertalingen voor verhindern

Zoek woord verhindern heeft 32 resultaten
Ga naar Duits » Nederlands
DE Duits NL Nederlands
verhindern (v) verhinderen (v)
verhindern (v) [Plan] verhinderen (v) [Plan]
verhindern (v) [Verhinderung] verhinderen (v) [Verhinderung]
verhindern (v) [Versuch] verhinderen (v) [Versuch]
verhindern (v) [allgemein] verhinderen (v) [allgemein]
DE Duits NL Nederlands
verhindern (v) [zuvorkommen] verhinderen (v) [zuvorkommen]
verhindern (v) [Plan] dwarsbomen (v) {n} [Plan]
verhindern [Verhinderung] tegenhouden [Verhinderung]
verhindern (v) [Verhinderung] tegenhouden (v) [Verhinderung]
verhindern [Plan] belemmeren {n} [Plan]
verhindern (v) [Plan] belemmeren (v) {n} [Plan]
verhindern [allgemein] beletten [allgemein]
verhindern (v) [allgemein] beletten (v) [allgemein]
verhindern [Plan] dwarsbomen {n} [Plan]
verhindern [zuvorkommen] voorkomen {n} [zuvorkommen]
verhindern [Plan] verijdelen [Plan]
verhindern (v) [Plan] verijdelen (v) [Plan]
verhindern [Versuch] verijdelen [Versuch]
verhindern (v) [Versuch] verijdelen (v) [Versuch]
verhindern (v) [allgemein] helpen (v) [allgemein]
verhindern [allgemein] helpen [allgemein]
verhindern (v) [zuvorkommen] voorkomen (v) {n} [zuvorkommen]
verhindern (v) [allgemein] voorkomen (v) {n} [allgemein]
verhindern [allgemein] voorkomen {n} [allgemein]
verhindern (v) [Versuch] voorkomen (v) {n} [Versuch]
verhindern [Versuch] voorkomen {n} [Versuch]
verhindern [zuvorkommen] verhinderen [zuvorkommen]
verhindern (v) [to prevent something from happening] verhinderen (v) [to prevent something from happening]
verhindern [allgemein] verhinderen [allgemein]
verhindern [Versuch] verhinderen [Versuch]
verhindern [Verhinderung] verhinderen [Verhinderung]
verhindern [Plan] verhinderen [Plan]

Duits Nederlands vertalingen

DE Synoniemen voor verhindern NL Vertalingen
erfassen [aufhalten] vasthouden
ableiten [aufhalten] deduceren
stören [aufhalten] ontwrichten
aufhalten [aufhalten] halt doen houden
erschweren [aufhalten] compliceeren
blockieren [aufhalten] blokkeren {n}
behindern [aufhalten] belemmeren {n}
abhalten [aufhalten] aftrekken
hemmen [aufhalten] belemmeren {n}
bändigen [aufhalten] temmen
verwehren [aufhalten] weigeren
zurückhalten [aufhalten] tegenhouden
verstellen [aufhalten] verschuilen
eingrenzen [aufhalten] omgrenzen
eindämmen [aufhalten] beteugelen
stauen [aufhalten] stauen
zähmen [aufhalten] temmen
stilllegen [aufhalten] dichtgaan
sich beherrschen [aufhalten] zich beheersen
sich befinden [aufhalten] zijn {n}