Zoek woord van haar heeft 3 resultaten
Ga naar
NL Nederlands DE Duits
van haar (o) [bezittelijk vnw. - vr. enk.] ihre (o) [bezittelijk vnw. - vr. enk.]
van haar (o) [bezittelijk vnw. - vr. enk.] ihrer (o) [bezittelijk vnw. - vr. enk.]
van haar (o) [bezittelijk vnw. - vr. enk.] ihres (o) [bezittelijk vnw. - vr. enk.]

NL DE Vertalingen voor van

van (o) [algemeen] zu (o) [algemeen]
van (o) [algemeen] für (o) [algemeen]
van (prep) [with the separation, exclusion or differentiation of] vor (prep) [with the separation, exclusion or differentiation of]
van (v prep) [be the property of] gehören (v prep) [be the property of]
van (o) [boeken] durch (o) [boeken]
van (n) von (n)
van (o) [bezit] von (o) [bezit]
van (o) [boeken] von (o) [boeken]
van (o) [oorsprong] von (o) [oorsprong]
van (o) [plaats] von (o) [plaats]

NL DE Vertalingen voor haar

haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.] {n} sein (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.]
haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.] {n} seine (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.]
haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.] {n} ihr (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.]
haar (o) [persoonlijk vnw. - meewerkend vw.] {n} ihr (o) [persoonlijk vnw. - meewerkend vw.]
haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.] {n} ihre (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.]
haar (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.] {n} ihre (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.]
haar (n) {n} Haar (n) {n}
haar (n) [algemeen] {n} Haar (n) {n} [algemeen]
haar (n) [lichaam] {n} Haar (n) {n} [lichaam]
haar (n) {n} sie (n)