Woxikon / Woordenboek / Nederlands Duits / S / sich entledigen

NL DE Nederlands Duits vertalingen voor sich entledigen

Zoek woord sich entledigen heeft 7 resultaten
Ga naar Duits » Nederlands

DE NL Vertalingen voor sich

sich (o) [Reflexivpronomen - sing.] zich (o) [Reflexivpronomen - sing.]
sich (o) [Reflexivpronomen - sing. - höflich] zich (o) [Reflexivpronomen - sing. - höflich]
sich (o) [Reflexivpronomen - pl. - höflich] zich (o) [Reflexivpronomen - pl. - höflich]
sich (o) [Reflexivpronomen] zich (o) [Reflexivpronomen]
sich (v) [Reflexivpronomen] zich (v) [Reflexivpronomen]
sich (v) [take action with respect to (someone or something)] behandelen (v) [take action with respect to (someone or something)]
sich (v n) [to pass from here to there; to transmit] verplaatsen (v n) [to pass from here to there; to transmit]
sich (v) [to hide (something)] wegrennen (v) [to hide (something)]
sich [allgemein] je [allgemein]
sich [allgemein] jij [allgemein]

DE NL Vertalingen voor entledigen

entledigen (v) [Person] (sich) afschepen (v) [Person]
entledigen (v) [Person] (sich) afschudden (v) [Person]
entledigen (v) [beseitigen] (sich) uit de weg ruimen (v) [beseitigen] (informal)
entledigen (v) [Person] (sich) zich afmaken van (v) [Person]
entledigen (v) [beseitigen] (sich) wegdoen (v) [beseitigen]
entledigen (v) [beseitigen] (sich) van de hand doen (v) [beseitigen]
entledigen (v) [beseitigen] (sich) kwijtraken (v) [beseitigen]

Duits Nederlands vertalingen

DE Synoniemen voor sich entledigen NL Vertalingen
lassen [entkleiden] laten
ablegen [entkleiden] afvaren
abwerfen [entkleiden] uit het zadel werpen
entledigen [entkleiden] (sich kwijtraken
abstreifen [entkleiden] afvegen
auskleiden [entkleiden] zich uitkleden
entwöhnen [entkleiden] (sich spenen
entfernen [sich befreien] uithalen
aufgeben [sich befreien] verlaten {n}
entkommen [sich befreien] ontsnappen aan
abschütteln [sich befreien] zich ontdoen van
loslösen [sich befreien] losweken
sich entziehen [sich befreien] zich onttrekken aan
sich lösen [sich befreien] loskomen
weisen [wegstoßen] wijzen
ausscheiden [wegstoßen] uitschakelen
absetzen [wegstoßen] afzetten {n}
abstoßen [wegstoßen] afkeer opwekken bij
absondern [wegstoßen] afzonderen
beschießen [herabwerfen] beschieten