Zoek woord pracht heeft 23 resultaten
NL Nederlands DE Duits
pracht (n) {m} Pracht (n) {f}
pracht (n) [algemeen] {m} Pracht (n) {f} [algemeen]
pracht (n) [magnificent appearance] {m} Pracht (n) {f} [magnificent appearance]
pracht (n) [algemeen] {m} Glanz (n) {m} [algemeen]
pracht (n) [algemeen] {m} Herrlichkeit (n) {f} [algemeen]
NL Synoniemen voor pracht DE Vertalingen
schittering [luister] f Leuchten {n}
schoonheid [mooiheid] f Schöne (f)
schoon [mooiheid] rein
luister [glans] m Glanz {m}
sieraad [juweel] n Geschmeide {n}
majesteit [grootsheid] f Erhabenheit {f}
eer [aanzien] m Ruhm {m}
glorie [aanzien] f Ruhm {m}
praal [aanzien] m Pracht {f}
roem [aanzien] m Ruhm {m}
voortreffelijkheid [aanzien] f Vorzüglichkeit {f}
glans [glorie] m Helligkeit {f}
pronk [praal] Gepränge {n}
vertoon [praal] n Vorgeben {n}
schat [dot] m Lieber
snoepje [dot] n Drops {m}
DE Duits NL Nederlands
Pracht (n) [optisch] {f} praal (n) {m} [optisch]
Pracht (n) [optisch] {f} pracht (n) {m} [optisch]
Pracht (n) [allgemein] {f} pracht (n) {m} [allgemein]
Pracht (n) [allgemein] {f} praal (n) {m} [allgemein]
Pracht (n) [Prunk] {f} praal (n) {m} [Prunk]
Pracht (n) [magnificent appearance] {f} grandeur (n) [magnificent appearance] (n)
Pracht [Reiz] {f} aantrekkingskracht {m} [Reiz]
Pracht [allgemein] {f} praal {m} [allgemein]
Pracht [Prunk] {f} praal {m} [Prunk]
Pracht (n) [magnificent appearance] {f} pracht (n) {m} [magnificent appearance]
Pracht [allgemein] {f} pracht {m} [allgemein]
Pracht (n) [Prunk] {f} opzichtigheid (n) {f} [Prunk]
Pracht [Prunk] {f} opzichtigheid {f} [Prunk]
Pracht (n) [Reiz] {f} schoonheid (n) {f} [Reiz]
Pracht [Reiz] {f} schoonheid {f} [Reiz]
Pracht (n) [Reiz] {f} aantrekkelijkheid (n) {f} [Reiz]
Pracht [Reiz] {f} aantrekkelijkheid {f} [Reiz]
Pracht (n) [Reiz] {f} aantrekkingskracht (n) {m} [Reiz]

Duits Nederlands vertalingen

DE Synoniemen voor pracht NL Vertalingen
Kleidung [Aufmachung] f kleding {f}
Ausstattung [Aufmachung] f verschaffing {f}
Sachen [Aufmachung] f spullen {n}
Uniform [Aufmachung] f tenue
Kluft [Aufmachung] f scheur {m}
Bekleidung [Aufmachung] (f een vaste benoeming hebben (n v)
Kleider [Aufmachung] f kledij {f}
Aufzug [Aufmachung] m lift {m}
Garderobe [Aufmachung] f kleerkast {m}
Zeug [Aufmachung] n spul {n}
Arbeitskleidung [Aufmachung] f werkkledij {f}
Klamotten [Aufmachung] kloffie {n}
Arbeitsanzug [Aufmachung] m werkpak {n}
Kosten [Aufwand] uitgave {m}
Aufwand [Aufwand] m (m besteding {f}
Umstände [Aufwand] m toestand {m}
Verbrauch [Aufwand] m verbruik {n}
Belastungen [Aufwand] f zorg {m}
Ertrag [Aufwand] m opbrengst {f}
Luxus [Aufwand] m luxe {m}