Zoek woord opleggen heeft 15 resultaten
NL Nederlands DE Duits
opleggen (v) [dwingen] {n} verpflichten (v) [dwingen]
opleggen (v) [dwingen] {n} zwingen (v) [dwingen]
opleggen (v) [aanbrengen] {n} auftragen (v) [aanbrengen]
opleggen (v) [belastingen heffen] {n} erheben (v) [belastingen heffen]
opleggen (v) [bevelen] {n} gebieten (v) [bevelen]
NL Nederlands DE Duits
opleggen (v) [aanbrengen] {n} applizieren (v) [aanbrengen]
opleggen (v) [aanbrengen] {n} verabreichen (v) [aanbrengen]
opleggen (v) [belastingen] {n} auferlegen (v) [belastingen]
opleggen (v) [belastingen heffen] {n} auferlegen (v) [belastingen heffen]
opleggen (v) [bevelen] {n} auferlegen (v) [bevelen]
opleggen (v) [regel] {n} auferlegen (v) [regel]
opleggen (v) [straf] {n} auferlegen (v) [straf]
opleggen (v) [regel] {n} diktieren (v) [regel]
opleggen (n) [rechten] {n} Vorladung (n) {f} [rechten]
opleggen (v) [wetten] {n} vorschreiben (v) [wetten]
NL Synoniemen voor opleggen DE Vertalingen
aansmeren [aanpraten] aufschwätzen
opdringen [aanpraten] aufnötigen
opslaan [opslaan] abspeichern
vorderen [eisen] fortschreiten
heffen [eisen] heben
aanpraten [opdringen] aufschwätzen