NL DE Nederlands Duits vertalingen voor naar beneden toe afronden
Zoek woord naar beneden toe afronden heeft eén resultaat
Ga naar
NL | Nederlands | DE | Duits | |
---|---|---|---|---|
naar beneden toe afronden (v) [bedrag] | abrunden (v) [bedrag] |
NL DE Vertalingen voor naar
naar (a) [ruiken] | ekelhaft (a) [ruiken] | |||
naar (a) [gevoelens] | unangenehm (a) [gevoelens] | |||
naar (a) [ruiken] | unangenehm (a) [ruiken] | |||
naar (adj adv n v) [tricky; stressful; unpleasant] | unangenehm (adj adv n v) [tricky; stressful; unpleasant] | |||
naar (a) [gevoelens] | unerfreulich (a) [gevoelens] | |||
naar (a) [ruiken] | übel (a) [ruiken] | |||
naar (prep adj) [in the direction of] | zu (prep adj) [in the direction of] | |||
naar (particle prep adv) [in the direction of, and arriving at] | zu (particle prep adv) [in the direction of, and arriving at] | |||
naar (o) [richting] | zu (o) [richting] | |||
naar (conj prep) [towards] | zu (conj prep) [towards] |
NL DE Vertalingen voor beneden
beneden (o) [lager dan] | untergeordnet (o) [lager dan] | |||
beneden (o) [lager dan] | unter (o) [lager dan] | |||
beneden (o) [voorzetsel] | unter (o) [voorzetsel] | |||
beneden (o) [gebouw] | herunter (o) [gebouw] | |||
beneden (adj adv n) [downstairs (adverb)] | nach unten (adj adv n) [downstairs (adverb)] | |||
beneden (o) [bijwoord] | unten (o) [bijwoord] | |||
beneden (adj adv n) [downstairs (adverb)] | unten (adj adv n) [downstairs (adverb)] | |||
beneden (o) [gebouw] | unten (o) [gebouw] | |||
beneden (o) [positie] | unten (o) [positie] | |||
beneden (o) [gebouw] | die Treppe hinunter (o) [gebouw] |
NL DE Vertalingen voor toe
toe (adj) [not open] | geschlossen (adj) [not open] | |||
toe (particle prep adv) [to] | zu (particle prep adv) [to] |
NL DE Vertalingen voor afronden
afronden (v) [tot een einde brengen] {n} | beenden (v) [tot een einde brengen] | |||
afronden (v) [tot een einde brengen] {n} | abschließen (v) [tot een einde brengen] | |||
afronden (v) [vergadering] {n} | abschließen (v) [vergadering] | |||
afronden (v) [tot een einde brengen] {n} | ergänzen (v) [tot een einde brengen] | |||
afronden (v) [bekronen] {n} | vollenden (v) [bekronen] | |||
afronden (v) [tot een einde brengen] {n} | vollenden (v) [tot een einde brengen] | |||
afronden (v) [vergadering] {n} | schließen (v) [vergadering] | |||
afronden (v) [vergadering] {n} | abwickeln (v) [vergadering] (sich) | |||
afronden (v) [bedrag] {n} | abrunden (v) [bedrag] | |||
afronden (v) [bekronen] {n} | abrunden (v) [bekronen] |